Kerkvader Augustinus is hot

En dan liggen er opeens drie nieuwe boeken tegelijk op tafel over Aurelius Augustinus (354-430), kerkvader en bisschop van het Noord-Afrikaanse Hippo. Het blijkt nog maar het bescheiden topje van een ijsberg te zijn: sinds 2000 zijn er alleen al in het Nederlands ruim honderd boeken van en over hem verschenen. Er is misschien een jubileumjaar in aantocht? Vanwaar deze massale belangstelling?

Augustijnse overvloed

De overvloed is niet in de laatste plaats te danken aan het platform Augustijnse Beweging en het zeer productieve Augustijns Instituut in Eindhoven. Daar is een legertje van bijna twintig vertalers, theologen en neerlandici bezig Augustinus’ complete oeuvre (meer dan vijf miljoen woorden) toegankelijk te maken voor het Nederlandse publiek. Veel daarvan is sinds 2004 uitgekomen bij uitgeverij Damon, goed voor al bijna dertig Augustinus-titels.

Daarnaast is er onder protestante uitgevers een gestage interesse voor Augustinus. Onlogisch is dat niet: hij maakt immers deel uit van de gezamenlijke christelijke kerkgeschiedenis, van ver voor de Reformatie. Was Luther trouwens aanvankelijk geen augustijner monnik? En greep Calvijn soms niet terug op Augustinus’ ideeën over de Goddelijke genade?

Tot slot blijkt Augustinus via o.a. uitgeverij Ten Have zijn weg te vinden naar die groeiende groep van lezers met een brede belangstelling voor spiritualiteit uit oost en west. Zijn overtuiging dat je God alleen in een oneindig proces van zelfonderzoek in je eigen innerlijk kunt vinden, maakt hem ook aantrekkelijk voor wie zich thuis voelt bij het Boeddhisme of open staat voor mystieke ervaringen.


Recensie van Bert Blans (red.), De ontdekking van het innerlijk. De actualiteit van Augustinus (2012). Valkhof, 179 blz.


Kaft Blans, De ontdekking van het innerlijkEen ontdekkingsreiziger

Ons innerlijk staat onder druk, stelt Bert Blans in zijn inleiding op de bundel De ontdekking van het innerlijk. We zetten onze intiemste details op Facebook, maar hoe ‘echt’ zijn die? En, veel verontrustender, wat is ons ‘ware zelf’, nu neurowetenschappers als Dick Swaab en Victor Lamme beweren dat de vrije wil een illusie is? Wat blijft er dan nog over van de christelijke geloofsleer en ethiek? De Godservaring?

De Stichting Thomas More (voorheen Radboudstichting) besloot daarom in 2011 haar jaarlijkse universitaire masterclass te wijden aan ‘de ontdekkersreiziger en chroniqueur’ van het innerlijke landschap, Augustinus. In elf essays belichten de veelal hooggeleerde auteurs het belang dat hij met name in zijn Belijdenissen toekent aan ons innerlijk – volgens hem zelfs de enige weg om tot God te komen. Het leidde hem ruim zestien eeuwen geleden tot erudiete beschouwingen over opvallend actuele filosofische thema’s, zoals de werking van het geheugen, het besef van tijd en de verhouding tussen zintuigen en geest.

Beschouwingen die vele generaties van filosofen, theologen en kunstenaars van klinkende naam hebben geïnspireerd en uitgedaagd: van Petrarca, Descartes, Kant, Rousseau, Proust, Heidegger tot en met Lyotard. Waar zoveel culturele zwaargewichten in stelling kunnen worden gebracht, is de boodschap helder: het innerlijk, de ziel laat zich niet zonder slag of stoot afschaffen of reduceren tot biologische of fysiologische processen.

De lezer moet daarvoor soms wel bestand zijn tegen filosofische vaktaal als ‘de kruisstelling van subject en object in de intentionaliteit’. Maar wie zich daaroverheen kan zetten, maakt in De ontdekking van het innerlijk kennis met een zeer veelzijdig christelijk filosoof en kan veel opsteken over de religieuze oorsprong van hoe we over onszelf hebben leren nadenken – al dan niet tot ieders wetenschappelijke genoegen.


Recensie van Paul van Geest en Vincent Hunink, Met zachte hand. Augustinus over dwang in kerk een maatschappij (2012). Damon, 151 blz.


Kaft Van Geest, Met zachte handEerherstel voor de vader van de Inquisitie

Met zachte hand. Augustinus over dwang in kerk een maatschappij is vooral een fraai historisch document. Het geeft een complete vertaling van Augustinus’ (open) brief uit 417 aan de Romeinse stadhouder van Hippo, met de vraag om in te grijpen in het slepende en steeds bloediger conflict tussen de katholieke kerk en de afgescheiden Donatisten.

Het traktaat is berucht omdat het Augustinus de naam van ‘vader van de Inquisitie’ heeft bezorgd, met name door de zinsnede ‘cogite intrare’, ‘dwing [ze] binnen te treden’, desnoods met geweld. Dat ligt toch wat genuanceerder, stelt Paul van Geest, hoogleraar Augustijnse studies aan de VU en in Tilburg. In zijn toelichting op de brief betoogt hij hoe Augustinus, zeker in de context van zijn tijd, zich juist opmerkelijk lang tegen een gewelddadige oplossing van het conflict heeft verzet, omwille van de eenheid van de kerk. Evenmin moest hij iets hebben van de doodstraf voor ketters, anders dus dan acht eeuwen later zijn vermeende geesteskind, de Inquisitie. Die overigens maar negenennegentig keer mensen tot de brandstapel zou hebben veroordeeld, meldt Van Geest in zwak verantwoorde bijzin.

Van Geest mijdt de actualiteit; daarvoor staan volgens hem Augustinus’ opvattingen te haaks op de moderne westerse gevoeligheden. Dat klopt. Met een weinig mystiek begrip als ‘kindermishandeling’ in je hoofd schokken de passages over goede huisvaders die, mits handelend uit liefde, niet mogen aarzelen hun kinderen te slaan.

Met zachte hand laat het geheel aan de lezer over lijnen te trekken naar het heden. Toch liggen die voor het oprapen, met name naar het huidige debat over kerk en staat. Moet de overheid extreem religieus gedrag verbieden? Omdat dat voor iemands eigen bestwil is? En dat hij daar uiteindelijk dankbaar voor zal zijn? Mag de staat partij kiezen tussen religieuze rivalen, tussen seculier en religieus? Of speelt dat pas als desperado’s met zelfmoordwanen, zoals in Augustinus’ tijd de ‘circumcellionen’, de wegen onveilig maken?

De vertaling van Vincent Hunink is tot slot een feest. Hij slaagt erin een stokoude tekst uit een dode taal om te toveren tot levend Nederlands. Wie een woord als ‘beoorlogen’ zo mooi weet te gebruiken, heeft terecht een prijs van het Letterfonds verdiend.


Recensie van Johan Beijer, Stadswandeling. Een rondleiding door ‘De stad van God’ van Augustinus (2012). De Drvkkery / Schrijverspodium, 173 blz.


Kaft Beijer, StadswandelingOp stap met de stadsgids

De Middelburgse PKN-predikant Johan Beijer heeft er in Stadswandeling. Een rondleiding door De stad van God van Augustinus veel minder moeite mee om linken met het heden te leggen. Bijna elk van zijn tien hoofdstukken sluit hij wel af met een paragraaf over de actualiteit en een aantal discussiestellingen rond de vraag, wat Augustinus de hedendaagse protestante lezer nog te zeggen heeft.

Dat blijkt veel te zijn, bijvoorbeeld rond thema’s als de oorsprong van het kwaad en het belang van de vrije wil, de idee dat tegenspoed bedoeld kan zijn als leerschool in geduld en nederigheid, en de afkeer van verkwisting, bijgeloof en aardse roem. Ook het feit dat Augustinus in zijn tijd te maken had met een sceptische intellectuele elite, schept een band.

Maar Beijer constateert ook heel nuchter dat er daarnaast gewoon enkele meningsverschillen zijn, bijvoorbeeld over seksualiteit en over de relatie tussen kerk en synagoge. Daarbij is het prettig dat hij Augustinus veel zelf aan het woord laat en de royale citaten vervolgens van eigen commentaar voorziet. Waar je dan als lezer in mee kunt gaan, of niet. De titel Stadswandeling dekt deze opzet perfect. Je krijgt inderdaad een rondleiding van een vrijwillige gids die je trots en kritisch de oudste plekken van zijn stad laat zien. En die je zo ertoe aanzet om daarna zelf aan de wandel te gaan in een tekst waarover al zo veel geleerden zich hebben gebogen. Dat is pas echt knap.


Een geredigeerde versie van deze verzamelrecensie verscheen op 29 januari 2013 in logo Trouw