Een calvinistisch land?

Recensie van PETER VAN DAM, EEN CALVINISTISCH LAND? RELIGIE IN NEDERLAND. AUP, 168 blz.

drie sterren


Kaft Van DamDe schrijver

Peter van Dam (1981) is docent geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Eerder schreef hij (onder andere met medehistoricus en Trouw-columnist James Kennedy) kritisch over de ver- en ontzuiling van Nederland; in ‘De staat van verzuiling’ (2011) en ‘Achter de zuilen’ (2014) betoogde hij dat het beeld van een star verzuild land een mythe is, net als de wijd verbreide opvatting dat de ontzuiling in de jaren ’60 de secularisering heeft ingeluid.

De thematiek

In zijn nieuwste boek gaat Van Dam een verwante misvatting te lijf, namelijk dat Nederland door-en-door calvinistisch zou zijn: van sober, zuinig, gewoon is al gek genoeg en verbeeld je verder maar niks. Nu, daar zijn enkele kanttekeningen bij te plaatsen, blijkt.

Om te beginnen zijn de calvinisten getalsmatig zelden in de meerderheid geweest: al sinds de Tachtigjarige Oorlog is ons land altijd een lappendeken geweest van ook andere grote en kleine minderheden als katholieken, rekkelijke remonstranten, lutheranen, dopers, joden en (bijvoorbeeld toen Indië nog ‘van ons’ was) ook moslims.

De gereformeerden zelf waren bovendien evenmin een constante en homogene club: u bent al gauw een uurtje kwijt aan het doorgronden Van Dams schema met alle afsplitsingen en fusies tussen 1816 en 2004 binnen wat toen inmiddels de Nederlandse Hervormde kerk was gaan heten.

Van Dam fietst vlot vijf eeuwen Nederlandse religieuze geschiedenis door. Hij onderscheidt daarin twee ‘confessionele tijdperken’ van polarisatie, waarin religieuze gemeenschappen zich hecht gingen organiseren, belust op ook politieke macht. Het eerste tijdperk loopt van pakweg 1550 tot 1750, toen de (calvinistische) protestanten veel voorrechten wisten te veroveren en ook graag de politieke dienst wilden uitmaken. Inmiddels ondenkbaar voorbeeld: in 1737 zou een gereformeerde officier als Willem-Alexander ontslagen zijn vanwege zijn huwelijk met een katholieke vrouw.

Toch stuitten de calvinisten ook regelmatig op pragmatische bestuurders die maatschappelijke rust en de Unie van Utrecht belangrijker vonden dan het theologische gelijk. Het tweede confessionele tijdperk (1860-1960) beslaat wat bekend staat als de tijd van de verzuiling – een term die Van Dam overigens nogal krampachtig vermijdt. En, interessant (oorzakelijk?) verband: de ontzuiling zette in rond de komst van de Algemene Bijstandswet, die de kerkelijke armenzorg overbodig maakte.

Interessantste hoofdstuk

Minder bekend maar zeker zo boeiend is Van Dams verhaal over de verlichte tussentijd (1750-1860), toen de overheid onder aanvoering van opeenvolgende Willems ging streven naar een algemeen christelijke kerk, waarin plaats moest zijn voor alle deugdzame staatsburgers. Het sprak toen overigens wel vanzelf dat katholieke en heidense landgenoten hiervoor meer bijscholing (via volksverheffing en overzeese zending) nodig hadden dan de van nature al zo veel verlichtere protestanten.

Meest ambitieuze zin

“Met dit boek wil ik een aanzet geven tot een ‘postseculiere’ visie op religie door te laten zien hoe weinig vanzelfsprekend de grenzen tussen seculier en religieus zijn, hoe sterk de geschiedenis van religie verweven is met andere historische ontwikkelingen en op hoeveel verschillende manieren religie er voor mensen vroeger en nu toe doet.”

Redenen om dit boek niet te lezen

Als u wilt weten hoe calvinistisch dan wel protestants ‘wij’ met z’n allen ook nu nog zijn in ons denken en doen, dan wordt u van dit boek niet veel wijzer. Verwacht voorts in honderdvijftig bladzijden geen diepgravende analyses van vijf eeuwen vaderlandse religiegeschiedenis, inclusief IKV, Jomanda en Hare Krisjna of nog lopende zaken als koopzondag en rituele slacht.

Redenen om dit boek wel te lezen

Van Dam werpt een frisse blik op een al behoorlijk uitgekauwd stuk vaderlandse geschiedenis. Hij kent veel verbazende en leerzame verhalen en anekdotes over hoe verdeeld (of divers) er in Nederland zoal is gedacht is over de verhouding tussen kerk en staat. Pluspunt is ook zijn oog voor de internationale kanten van de zaak, zoals zending en migratie. Al was het maar omdat dankzij dergelijke ‘grensoverschrijdende contacten’ de naam van een Frans-Zwitserse theoloog uit Genève – terecht of onterecht – zo met Nederland is vergroeid.


EEN GEREDIGEERDE VERSIE VAN DEZE RECENSIE VERSCHEEN OP 20 JUNI 2018 IN

logo Trouw