Waanzinnige liefde

Recensie van Lisa Appignanesi, Een zaak van liefde. Misdaden in de naam van hartstocht en waanzin. Amsterdam: de Bezige Bij, 2016. 480 blz.


Kaft AppignanesiAch, de allesverzengende liefde… Geen emotie is zo vaak bezongen als de waanzinnige hartstocht die mensen voor elkaar kunnen opvatten, de gelukzaligheid als het wederzijds blijkt te zijn. En te blijven. Zo niet, dan is het vaak ook voor de nuchterste ziel nog een hele klus om eroverheen te komen. Of slaat de liefde om in haat en wraakzucht en liggen moord en doodslag op de loer. En volgen er rechtszaken, waarin beoordeeld moet worden hoe toerekeningsvatbaar de normaliter zo bedachtzame en zachtmoedige misdadiger (m/v) is. Kan de liefde een mens inderdaad (tijdelijk) krankzinnig maken? En hoe strafbaar ben je dan?

In ‘Een zaak van liefde’ (oorspronkelijke titel ‘Trials of Passion’) ploegt Appignanesi diep een aantal wereldberuchte rechtszaken uit de late 19e, vroeg 20ste eeuw met haar lezers door, waarin seks en geweld, liefde en dood de hoofdrol spelen.

Allereerst de gifmoord van de Britse stalkster Christiana Edmunds uit 1871 op een vierjarig jongetje, wiens dood bedoeld was als rookgordijn voor de mislukte moord op de vrouw van Christiana’s idool – Agatha Christie, maar dan waargebeurd. Vervolgens het proces over de moordpoging uit 1879 van de Franse zangeres Marie Bière op haar ex-minnaar Robert Gentien, de vader van haar overleden baby. En we eindigen in New York, waar miljonairszoon Harry Thaw veelvuldig voor de rechter stond voor de moord uit 1906 op de architect Stanford White, omdat die Thaws latere vrouw, fotomodel en actrice Evelyn Nesbit, verkracht had.

Of de dader uiteindelijk op schavot, in gevang of gesticht terechtkwam of weer naar huis mocht, hing natuurlijk vooral af van de lokale wet. Zo was de Franse wet tot 1975 nog zeer vergeeflijk voor de man die zijn vrouw en haar minnaar om zeep bracht als hij ze op heterdaad bij hem thuis betrapte; de Britse wet kende het begrip ‘crime passionnel’ niet.

Maar zeker zo belangrijk voor het oordeel was, stelt Appignanesi, de sekse van de dader. Neigde een vrouw volgens de toen gangbare, victoriaanse opvattingen niet immers van nature al tot hysterie en irrationeel gedrag? En kon je dat haar dan aanrekenen? Of kwam haar misdaad vooral voort uit haar achtergestelde sociale positie? Als begrijpelijke en vergeeflijke wraak van een ingetogen en eerzaam meisje uit Bordeaux op een harteloze Parijse verleider die haar tot abortus had proberen aan te zetten? De rechters en jury’s uit de belle époque bleken niet ongevoelig te zijn voor deze vrouwelijke, verzachtende omstandigheden. En dat had via de indertijd bloeiende pers (schrijver Alexandre Dumas fils zat tijdens Bières proces op de tribune) weer grote invloed op de publieke opinie en de jurisprudentie.

Maar ‘Een zaak van liefde’ gaat niet alleen in hoe preuts of juist onverwacht humaan er dik honderd jaar geleden gedacht werd over het verband tussen misdaad en ongepast mannelijk en vrouwelijk gedrag. Uit al die rechtszaken rijst ook een veelzijdig beeld op van de beginjaren van de forensische psychiatrie. Aanklagers en verdedigers lieten immers steeds vaker deskundigen opdraven die – tegen betaling – geacht werden te kunnen vaststellen of de daders toerekeningsvatbaar waren, of ze al eerder blijk hadden gegeven van een zieke geest, of zulks in de familie zat en hoe tijdelijk of permanent hun verstand mogelijk verbijsterd was – de processen leken soms meer op een wetenschappelijk congres dan op een rechtszaak.

Was Harry Thaw bijvoorbeeld toen hij Stanford White doodschoot, inderdaad bevangen door een ‘hersenstorm’? Bestond zoiets wel? En wat was de kans op herhaling? Kon je iemand onder hypnose een misdaad laten plegen? Een carrière in de psychiatrie bleek ook in de rechtszaal te kunnen sneuvelen. En dankzij de meeschrijvende sensatiepers drongen de nieuwste psychiatrische modes en inzichten ook door tot een breder publiek.

Toch had Appignanesi wel wat mogen besparen op de details. Natuurlijk wil je in een verhandeling met een psychiatrische inslag het een en ander lezen over de voorgeschiedenis en afkomst van mensen, maar of dat nu ook geldt voor alle passerende juristen en deskundigen? En of de passages over het habeas corpus-beginsel ook de niet-juridische lezer zal raken? En waarom toch die onvoorwaardelijke partijkeuze voor Evelyn Nesbit? Waren haar keuzes inderdaad altijd even fris en gezond? Waarom trouwde ze bijvoorbeeld met Thaw, die er lol aan beleefde haar (en vele anderen) sadistisch toe te takelen?

‘Een zaak van liefde’ is sensationeel, in alle opzichten. De opgerakelde rechtszaken zijn nog altijd opzienbarend en Appignanesi houdt de spanning er prima in, ook al weet je van meet af aan wie het gedaan heeft. Het raadsel zit steeds in het waarom en waardoor ervan en of de dader er uiteindelijk mee weg komt – en of je het daar als lezer mee eens kunt zijn. En ondertussen gluur je schaamteloos mee  in de duistere driften van een aantal dubieuze, dan wel beklagenswaardige medemensen. Daar kan geen boulevardblad tegen op.


Wie is Lisa Appignanesi?

Schrijfster Lisa Appignanesi (1946) werd als Elżbieta Borensztejn geboren in Polen, groeide op in Parijs en Canada en promoveerde in Engeland op het thema vrouwelijkheid en creatieve verbeeldingskracht bij Proust, Musil en Henry James. Ze is van vele markten thuis: Appignanesi voorziet diverse radio- en tv-programma’s van cultureel commentaar en was tot voor kort voorzitter van het Londense Freud-museum. ‘Een zaak van liefde’ is het derde deel van een trilogie over liefde, seksualiteit en psychiatrie, die begon met  ‘Gek, slecht en droevig’ (over vrouwen en psychiaters) en gevolgd werd door ‘Alles over liefde’, over de kwaadaardige en weldadige aspecten van liefde.


EEN GEREDIGEERDE VERSIE VAN DEZE RECENSIE VERSCHEEN OP 6 AUGUSTUS 2016 IN

logo Trouw