Welkom in de Game

Interview met Alessandro Baricco, schrijver van ‘The Game’.


Kaft BariccoMiddeleeuwen, Verlichting, Romantiek… We mogen de geschiedenis graag indelen in tijdperken, met elk hun eigen, typische manier van denken. Volgens de Italiaanse literator en filosoof Alessandro Baricco (1958) zijn we in deze digitale tijden inmiddels aanbeland in het tijdperk van het Spel, in goed hedendaags ‘de Game’. En daarmee bedoelt hij niet dat we manipulatieve spelletjes met elkaar aan het spelen zijn. Integendeel: de Game is volgens Baricco op dit moment de best denkbare beschaving en een overwinning op de gruwelen van de 20ste eeuw – zoals de Verlichting een grote verbetering was ten opzichte van de (donkere) Middeleeuwen. De omwenteling begon al in 1978 met een simpel, nu bijna vergeten computerspelletje: Space Invaders. Lees verder

‘Ik was 15, zij was 24’

Interview met Ewoud Sanders (1958), taalhistoricus, journalist en schrijver van ‘Franse les. Een jongen over zijn eerste liefde.’ Schaep 14, 128 blz.


Kaft Franse les“‘Franse les’ speelt in 1973-1974 en gaat over een jongen van 15 die op een Vrije School een relatie krijgt met zijn handwerkjuf, een vrouw van 24. De gegevens zijn geanonimiseerd, maar het is autobiografisch. Voor een deel is dit het verhaal van hoe ik als man van zestig haar voor het eerst weer opzoek, het andere deel bestaat uit de dagboeken die ik indertijd als jongen heb bijgehouden over wat ik meemaakte. Lees verder

Dooddoeners: nietszeggend of juist filosofisch?

Interview met Ignaas Devisch (1970) en Jean Paul Van Bendegem (1953), Vlaamse filosofen en schrijvers van ‘Doordenken over dooddoeners’. Polis, 240 blz.


Van Bendegem: “De functie van dooddoeners zoals ‘Het een is het een, het ander is het ander’ of ‘Het is overal iets’ is vaak om een gesprek af te ronden, waarbij het vooral de bedoeling is om niet te vragen wat men daar precies mee bedoelt. Dat heeft een soort van nietszeggendheid over zich en in dit boek hebben wij geprobeerd de filosofische diepgang te onderzoeken die ook in dooddoeners zit.” Lees verder

De oeroude kennis van kabbala

Interview met Mirjam Knotter, conservator bij het Joods Historisch Museum en samensteller van de tentoonstelling ‘Kabbala’


KABBALA | Een net geopende tentoonstelling licht de sluiers op rond kabbala, de joodse mystiek. Wat is kabbala eigenlijk en hoe zit het met die geheimzinnigheid die er zo lang omheen heeft gehangen?

Kaft KabbalaToen de nieuwe directeur van het Joods Historisch Museum in Amsterdam, Emile Schrijver, vier jaar geleden conservator Mirjam Knotter vroeg waarover zij nou eens een grote knaltentoonstelling zou willen organiseren, wist ze het meteen: kabbala. Het was de kunsthistorica namelijk opgevallen dat kabbala (met de klemtoon op de laatste a, dus kabbalá) steeds meer belangrijke beeldende, joodse en niet-joodse, kunstenaars wist te inspireren, onder wie Barnett Newman, R.B. Kitaj en Anselm Kiefer.

Ook in de populaire cultuur is kabbala reuzehip sinds Madonna, David en Victoria Beckham en Britney Spears rode polsbandjes gingen dragen om kwade krachten af te weren. En zong David Bowie trouwens niet al in 1976 in ‘Station to Station’ over ‘kether’ en ‘malkuth’, twee elementen uit de kabbalistische levensboom? Een foto waarop Bowie zo’n ‘ets chaim’ zit te tekenen, prijkt dan ook prominent op het affiche en het boek bij de tentoonstelling. Lees verder

Voetbalplaatjes, maar dan van Hitler

Interview met Gerard Groeneveld (1956), neerlandicus, boekhistoricus en schrijver van ‘Hitlers jongste hoop. Nazipropaganda voor de jeugd’. Vantilt, 2019.


“Ik ben indertijd afgestudeerd op de geschiedenis van de Amsterdamse Keurkamer, de eerste Nederlandse bruine uitgeverij, onder meer verantwoordelijk voor de Nederlandse vertaling van Mein Kampf. Op een gegeven moment kwam ik een boekje tegen waarmee Duitse kinderen tijdens het Derde Rijk leerden lezen en schrijven en ze opgevoed werden tot bruikbare leden van Hitlers volksgemeenschap.

Illustratie uit een Duits rekenboekje bij het getal '1' (eind jaren '30)Nu is er wel onderzoek gedaan naar dit soort schoolboekjes, maar dan naar de tekstuele inhoud ervan. Mij vielen vooral de illustraties erin op: je ziet uniformen, er wapperen hakenkruisvlaggen en de Führer aait kinderen over hun bol; de bruine wereld werd er zo met de paplepel ingegoten. Daarbij maakten de nazi’s gebruik van illustratoren van naam en faam: ze vonden het belangrijk dat de plaatjes in deze eerste abc- en rekenboekjes zo mooi en aantrekkelijk mogelijk waren. Lees verder

Hoe een woekeraar toch in de hemel kon komen

Interview met Jeroen Linssen (1960), politiek filosoof en schrijver van ‘Hebzucht. Een filosofische geschiedenis van de inhaligheid’ (2019)


Kaft Hebzucht“Mijn boek beschrijft hoe er in de loop van de eeuwen over hebzucht is gedacht, met name in de filosofie. Het idee ervoor ontstond tijdens de financiële crisis van 2008. In eerste instantie kregen de grote graaiers daarvan de schuld, totdat bleek dat bijna iedereen boter op zijn hoofd had, met een hoge hypotheek of spaarcentjes bij Icesave. En als je nu terugkijkt: wat hebben we met de grote graaiers gedaan? Nou, niet zoveel. Een beetje symboolpolitiek, met plafonds voor bonussen en salarissen. En zijn we alom gaan matigen? Ook niet echt. Om de economie uit het slop te trekken verschoof de focus alweer snel en zei vriend Rutte: koop een auto, koop een huis, laat het geld rollen! Dat is een merkwaardige cirkel. Eerst krijgt de hebzucht de schuld van de ellende, maar tegelijkertijd is zij ook het medicijn. Vanuit die dubbelheid ben ik de geschiedenis van de hebzucht ingedoken en daarin stuitte ik sinds de opkomst van de geldeconomie, vanaf ongeveer het jaar 1000, voortdurend op die tweeslachtigheid. Lees verder

In navolging van Thomas

Interview met Jacques Koekkoek, vertaler van Thomas a Kempis


Jacques Koekkoek is al jaren bezig met het vertalen van het werk van de beroemde monnik Thomas a Kempis. ‘Sommige mensen grijpen naar boeddhisme of esoterie. Jammer: we hebben Thomas a Kempis, je hoeft het niet zo ver van huis te zoeken’.

Jacques Koekkoek (1948) is een bescheiden mens. Maar hij gaat toch glimmen als hij vertelt hoe twee Braziliaanse toeristen hem net om een handtekening hebben gevraagd bij de gedenksteen voor Thomas a Kempis op de Agnietenberg bij Zwolle. Een prachtig groene plek aan de rand van een begraafplaats, waar ooit het klooster stond waarin deze augustijner monnik zeventig jaar lang de stilte van zijn cel zocht om maar liefst veertig boeken en traktaten te schrijven. Over armoede, nederigheid en geduld. Over hoe we in ons eigen leven Christus kunnen navolgen. Koekkoek heeft inmiddels vijf van die boeken vanuit het Latijn vertaald, waaronder uiteraard ‘De navolging van Christus’; ook bundelde hij een aantal Thomasteksten in ‘Brevier’ (2011). Lees verder

Iedereen dong naar de gunsten van Viglius uit Friesland

Interview met Kees Sluys (1949) journalist en schrijver van ‘Viglius van Aytta. Friese Europeaan avant la lettre’. Thoth, 128 blz.


“Viglius van Aytta (1507-1577) is een van de belangrijkste Friezen uit de geschiedenis. Al op jonge leeftijd was hij in heel Europa beroemd als rechtswetenschapper. Hij had billijkheid en redelijkheid zeer hoog in het vaandel staan en was de lievelingsleerling van Erasmus, die hem een paar jaar voor zijn dood het beheer van zijn erfenis aanbood. Maar Viglius had andere plannen, die wilde vooruit in de vaart der volkeren, die dacht: ik heb meer te doen dan een beetje bij deze goede oude man te blijven. Ook keizer Karel V was zeer onder de indruk van zijn verschijning. Het hof vroeg hem om de opvoeding van Karels zoontje, de latere Philips II, op zich te nemen. Een hele eer zou ik denken, maar ook dat aanbod wees Viglius af. Het is natuurlijk speculatie, maar het zou kunnen dat Philips minder star was geworden als hij door zo’n redelijk man als Viglius was opgevoed. Lees verder

De Máxima van de vijftiende eeuw

Interview met Johan Oosterman, schrijver van ‘MARIA VAN GELRE (1380-1429). SPOREN IN HET LANDSCHAP’. Vantilt, 132 blz.


“Mijn fascinatie voor Maria van Gelre stamt uit 2014, toen ik in de staatsbibliotheek in Berlijn inzage kreeg in het gebedenboek dat ze in 1415 in een klooster vlakbij Arnhem had laten schrijven. Ik heb in mijn leven al honderden, vaak heel kostbare gebedenboeken gezien, maar mijn mond viel toen open van verbazing. Haar boek heeft een enorme omvang en iedere blad, voor- en achterkant, is zeldzaam rijk geïllustreerd. En het is niet in het Latijn, maar vrijwel helemaal in de volkstaal, wat voor een boek van een adellijke dame heel ongebruikelijk is. Dat riep bij mij de vraag op: wat voor vrouw was dat, die zoiets heeft laten schrijven? Lees verder

Het lag altijd aan het vrouwenlichaam

Interview met Deborah Feldman, schrijfster van ‘ONORTHODOX. DE SCHOKKENDE BREUK MET MIJN ROOTS’, De Geus; 226 blz.


Kaft FeldmanDeborah Feldman (1986) groeide op in de joods-orthodoxe Satmar-gemeenschap in New York. Haar moeder maakte zich ervan los toen Deborah nog klein was; haar orthodoxe grootouders namen de opvoeding over.

In het onlangs vertaalde ‘Onorthodox’ (2012) vertelt Deborah het verhaal van haar jeugd in deze geïsoleerde gemeenschap, waarin heel veel moest en nog meer niet mocht, vooral als je een meisje was. Als dochter van een ‘slechte’ moeder werd ze extra strak gehouden, zeker toen ze verdacht veel belangstelling kreeg voor de Engelse taal, in een wereld waarin alleen maar Jiddisch gesproken mocht worden. Op haar zeventiende arrangeerde haar familie een huwelijk voor haar met een geloofsgenoot die haar wel aardig leek, maar die net als zijzelf van toeten noch blazen wist – ze hoorde pas vlak voor de trouwerij dat ze een vagina had. Lees verder