Vreemde favorieten | Wat lees je nou graag voor jezelf, vroeg de redactie van Trouw mij als critica, bij wijze van tip ook voor lezers. Daarop verklaarde ik mijn liefde voor Angélique en het hof van Versailles.
Angélique! Weet u nog? De films uit de jaren zestig met Michèle Mercier in de hoofdrol? Het echtpaar Anne en Serge Golon schreef indertijd een dik dozijn historische romans vol over deze beeldschone Française uit de 17de eeuw, die zeer tegen haar zin wordt uitgehuwelijkt aan de rijke, oudere, lelijke graaf van Toulouse. Toch gaat ze na een tijdje veel van hem houden – helemaal conform het sprookje van La belle en la bête. Maar helaas, koning Lodewijk XIV wordt jaloers op de mysterieuze goudvoorraden van de graaf, die jammerlijk aan zijn einde komt op de brandstapel. Na een omweg via de Parijse onderwereld maakt weduwe Angélique vervolgens furore aan het Franse hof; ze krijgt zelfs de kans om Madame de Montespan als officiële maîtresse van de Zonnekoning van haar troon te stoten en de machtigste vrouw van Frankrijk te worden. Die verleiding weerstaat ze en ze vertrekt helemaal in haar eentje naar de Middellandse Zee op zoek naar haar (uiteraard onterecht) doodgewaande echtgenoot.
Een veredelde kasteelroman? Vast. Zowel de graaf als Angélique lijkt, ontdekte ik later, wel heel veel op Dumas’ graaf van Monte Cristo. Maar haar zin voor vrijheid en avontuur raakten mij als jonge blom in een deprimerende provincieplaats recht in hart en buik, zo aan de vooravond van seksuele revolutie en tweede feministische golf. Want Angélique was niet alleen rebels en ontembaar, ze maakte ook op lichamelijk gebied het een en ander mee, fijn en heel erg niet fijn. De Franse Golons waren daarover aanmerkelijk informatiever dan bijvoorbeeld Jos van Manen-Pieters in de Tuinfluitertrilogie.
Na al die jaren veer ik nog steeds op bij alles over het Franse hof. Bij boeken, maar ook bij films – Versailles moet een flink deel van het jaar vol staan met camera’s. Zoals van Sofia Coppola, die met Marie Antoinette in 2006 een Oscar voor de kostuumontwerpen kreeg: wie Versailles zegt, zegt immers jurk. Of van Alan Rickmans The King’s Gardens, met Kate Winslet. Daarin wordt de broer van Lodewijk XIV eens niet neergezet als een afstotelijke nicht, maar als een leuke homo met gevoel voor humor. En verder kijk ik deze zomer op BBC2 naar het ongekend schitterend aangeklede docudrama Versailles plus aansluitend naar de wetenschappelijke toelichting van deskundige historici.
Hoe meer ik over al die Lodewijken lees, des te meer respect krijg ik voor de Golons. Angélique zelf mag misschien een platkartonnen personage zijn, op onjuistheden heb ik haar schrijvers nog nooit kunnen betrappen. Ze moeten indrukwekkend veel onderzoek hebben gedaan om haar avonturen historisch te stofferen. Vergeten onderzoek zelfs. Een paar jaar terug was het nieuws dat er in de 17de eeuw heel wat Europese slaven in Noord-Afrika moeten zijn geweest. Nieuws? Een beetje Angélique-kenner wist dat al een halve eeuw.
Caroline Hanken, Gekust door de koning. Koninklijke maîtresses aan het Franse hof in de zeventiende en achttiende eeuw. Meulenhoff, 253 blz.
Mijn grote favoriet is nog altijd Gekust door de koning van antropologe Caroline Hanken. Ze baseert zich hierin op de plattegrond van Versailles en Norbert Elias’ beroemde sociologische studie naar de Franse hofsamenleving. Het leidt tot een heel smakelijk verhaal over hoe de koninklijke scharrel zich in Versailles kon ontwikkelen tot het officiële en invloedrijke instituut van maîtresse en titre, in dienst voor allerlei soorten van vermaak. Je kon aan die wankele baan een mooi kasteel en een fraaie titel overhouden, maar romanheldin Angélique had natuurlijk groot gelijk dat ze voor de eer bedankte met al die gifmengers in de buurt.
Antonia Fraser, Love and Louis XIV. The women in the life of the Sun King. Orion, 416 blz. Door P. van der Veen en Chiel van Soelen In het Nederlands vertaald als: Lodewijk XIV. Leven en liefdes van de Zonnekoning. Nieuw Amsterdam, 416 blz.
Er zijn sinds Voltaire talloze biografieën over Lodewijk XIV geschreven, maar mijn tip hier is die van de Britse historica Lady Antonia Fraser: een heerlijk dik, leesbaar en licht ironisch boek over de vrouwen in het leven van de Zonnekoning. Over zijn moeder, schoonzussen, echtgenote(s), nichtjes, (klein)dochters en uiteraard zijn minnaressen. Er was dus inderdaad ene Angélique, die met haar uitzonderlijke schoonheid een einde maakte aan ’s konings passie voor Madame de Montespan. De echte Angélique stierf al jong na een akelige bevalling, maar verder blijken de romans van Anne en Serge Golon andermaal opvallend goed te kloppen.
Madame de Sévigné: Brieven. Vertaald door Ben Rekers. Arbeiderspers Privé-domein. 229 pag., € 22,- | Saint-Simon: Memoires. Vertaald door Anneke Brassinga. Arbeiderspers Privé-domein, 331 blz.
Voor hofroddels uit de eerste hand: een prachtig inkijkje in het gekonkel waarmee de bewoners van Versailles hun dagen sleten, biedt Madame de Sévigné (1626-1696). Deze markiezin schreef stapels sprankelende brieven aan haar dochter in de verre Provence, om die op de hoogte te houden van de laatste nieuwtjes. Dat ook hoogadellijke heren niet vies waren van boosaardige achterklap, bewijzen de memoires van de hertog van Saint-Simon (1675-1755). Hij vond het bijvoorbeeld maar niets dat de Zonnekoning de laatste dertig jaren van zijn leven (stiekem) getrouwd was met een voormalig gouvernante en minnares, ‘de dweepzieke oude heks’ Madame de Maintenon.