Recensie van JOYCE RONDAIJ, PRIMO LEVI NA GOD. VERHALEN VAN EEN NIEUWE BIJBEL. Verbum, 256 blz.
Vier sterren
De schrijver
Joyce Rondaij (1990) is theoloog en promoveerde eind vorig jaar aan de Protestantse Theologische Universiteit op de theologische en filosofische dimensies in het werk van Primo Levi (1919-1987), de Joods-Italiaanse schrijver en scheikundige die Auschwitz overleefde. Haar Engelstalige proefschrift heeft ze nu vertaald en bewerkt voor een Nederlands publiek.
De thematiek
Primo Levi’s ‘Is dit een mens’ (1947) en ‘Het respijt’ (1963) zijn nog altijd twee van de indrukwekkendste verhalen uit de vorige eeuw, over hoe in de kampen het besef van menselijkheid verloren ging en vervolgens Levi’s maandenlange, ommelandse reis terug naar Turijn, nadat de Russen Auschwitz bevrijd hadden.Ook Levi’s minder bekende essays, korte verhalen en gedichten onderwerpt Rondaij aan een minutieuze, literatuurwetenschappelijke ‘close reading’, op zoek naar de belangrijkste thema’s en patronen in zijn werk. Waarbij het (ik zou bijna zeggen: onvermijdelijk) vooral gaat om de vraag of (en hoe dan?) er ‘na Auschwitz’ ooit nog sprake kan zijn van menselijkheid, poëzie en het geloof in een almachtige en goede God.
Opvallendste stelling
Het ligt voorwaar niet voor de hand om bij Primo Levi op zoek te gaan naar God: hij was een uitgesproken atheïst en het is zeker niet Rondaijs bedoeling om zijn werk religieus te duiden. Maar omdat God als literair personage er wel een belangrijke rol in speelt en Levi ook regelmatig in dialoog gaat met Bijbelse figuren als Job, Kaïn en Noach, wil Rondaij graag ontdekken hoe zijn oeuvre kan bijdragen aan het filosofische en theologische discours over de relatie tussen de mens en God, sinds die het tijdens de Holocaust zo gruwelijk en in veler ogen definitief heeft laten afweten.
En inderdaad geeft Levi stof tot heel wat theologische reflectie, over thema’s als onrechtvaardig lijden, chaos en schepping en goed en kwaad. Zo herschreef hij verschillende keren het scheppingsverhaal, als antwoord op de vernietigingskampen, waar de mens opeens teruggeschopt werd in de oerchaos en modder waaruit we ooit geschapen werden en waar geen enkel waarom meer bestond. Aan de orde komen daarnaast ook ‘reddende’ begrippen als humor, kennis, waardigheid en noties als cocreativiteit, hybriditeit en polyfonie. Daarbij verwijst Rondaij (het betreft immers een dissertatie) royaal naar denkers zoals Emmanuel Levinas, Dietrich Bonhoeffer, Catherine Keller en Mikhael Bakhtin.
Belangrijkste zin
Uit het openingsgedicht van Levi’s ‘Is dit een mens’, te lezen als ‘heilige parodie’ op Deuteronomium 6: 6-7: ‘Bedenkt of dit een man is / Die werkt in de modder / Die geen vrede kent / Die vecht om een stuk brood / Die sterft om een ja of een nee. / Bedenkt of dit een vrouw is / Zonder haar en zonder naam / Zonder herinnering aan wat was / Met lege ogen en koude schoot / Als een kikvors in de winter.’
Redenen om dit boek niet te lezen
Tot een rafelloze conclusie komt Rondaij niet, maar dat zal vooral liggen aan de enormiteit van het onderwerp, dat immers alle begrip te boven gaat. Nogal vermoeiend zijn de vele vaak letterlijke herhalingen en het blijft me een raadsel waarom sommige postmodernistische auteurs het nodig vinden om zo onleesbaar mogelijk te schrijven.
Redenen om dit boek wel te lezen
Rondaij heeft het aangedurfd zich als theologe te laten uitdagen en inspireren door een fervent atheïst en dat levert vruchtbaar inzichten op, met name in de oeroude en onbeantwoordbare vraag naar de zin van het lijden. Ook laat ze het Nederlandse lezerspubliek kennismaken met de ‘theopoetica’ en het ‘anatheïsme’ van de Ierse filosoof Richard Kearney (1954), waarin sprake is van een ‘God na God’ – wat aansluit op Levi’s ideeën. En natuurlijk is haar boek een dringende uitnodiging om ‘Is dit een mens’ (eindelijk of weer) eens te gaan lezen. Want dat moet echt, hoewel het al bijna 75 jaar oud is. Of misschien wel juist daarom.