Recensie van Takis Würger, ‘Stella’. Uit het Duits vertaald door Goverdien Hauth-Grubben. Signatuur, 208 blz.
één ster
Het leek zo’n briljant idee. Je romandebuut Der Club (2017) ging al over de vraag of het doel de middelen kan heiligen en dan hoor je over Stella Goldschlag, een bloedmooie blonde Berlijnse Jodin die voor de Gestapo op Joden joeg. Ze stond bekend als ‘het blonde gif’ en moet honderden slachtoffers gemaakt hebben. Omdat ze zo haar ouders uit de trein kon houden, was haar beloofd. Sophie’s Choice, maar dan waargebeurd.
Maar die, ook nadat de nazi’s haar ouders in 1944 toch naar Auschwitz hadden gestuurd, ijverig doorging met haar verraderswerk, waarvoor een militaire Sovjettribunaal haar (kaalgeschoren) in 1946 tot tien jaar tuchthuis zou veroordelen. Die een dochter had van een onbekende vader. In 1994 sprong ze uit het raam, een jaar nadat haar biografie van haar voormalige klasgenoot Peter Wyden in het Duits was vertaald. Daar zit een roman in, besloot de Duitse journalist en succesauteur Takis Würger (1985).
Waarom niet?
Dus dook hij de Berlijnse oorlogsgeschiedenis in. Ook besprak hij met een van zijn bronnen in Israël, Noah Klieger (hij overleefde Auschwitz), of dat wel kon: een niet-Joodse Duitser van drieëndertig die een roman schrijft over een Joodse oorlogsmisdadigster, die niet alleen dader, maar ook slachtoffer was. Stella was immers gemarteld voordat ze overstag ging en met de Gestapo begon te collaboreren. Klieger vond: ‘Waarom niet?’ En zo verscheen afgelopen januari bij uitgeverij Hansen Würgers roman ‘Stella’.
Dat heeft Würger geweten.
Vrijwel de gehele gevestigde Duitse literatuurkritiek ontplofte: ‘Holocaustkitsch’, ‘Literaire oplichterij’, ‘Symbool van een branche die elke ethische of esthetische maatstaf verloren schijnt te zijn’. Boekhandel Tucholsky in München weigerde het boek te verkopen, hoewel ook een twintigtal boekhandelaren het publiekelijk voor Würger opnam. De auteur heeft het de afgelopen maanden knap druk gehad met interviews waarin hij verklaart dat hij de verwijten niet herkent en dat zijn roman weliswaar geïnspireerd is op het levensverhaal van Stella, maar op enkele fragmenten na fictie is. Bovendien: hij is nu eenmaal niet van de dikke psychologische boeken en hij laat zijn lezers liever zelf oordelen over het gedrag van zijn personages.
En nu dan is ‘Stella’ in het Nederlands vertaald. Is het boek hier inderdaad ook zoveel discussie waard? Kun je het nog wel onbevangen lezen? En waar hebben we het over?
Mollig op een bontjas
Een leesverslag: de Zwitserse Friedrich, een gekwelde en nogal passieve jongeman uit een welgestelde familie (enig kind, goedmoedige vader, wrede, drankzuchtige en antisemitische moeder) gaat begin 1942 naar Berlijn. Hij hoopt dat daar ‘de kracht van de Duitsers’ op hem ‘overspringt’, wil tekenlessen nemen en weten hoe het zit met de geruchten over Joden die in meubelwagens worden afgevoerd. Bij de eerste tekenles gaat hij prompt door de knieën voor het mysterieuze naaktmodel Kristin, dat daar op een dure bontjas mollig ligt te wezen – het is niet de enige verwijzing naar de masochistische klassieker ‘Venus in bont’.
Cabaret
Ze papt met hem aan om zijn Zwitserse paspoort, trekt bij hem in in zijn luxueuze hotel, ligt eindeloos in bad met een fles champagne, maar wil, heel vreemd, nooit blijven slapen en houdt met succes haar achternaam voor hem geheim. Ze maakt hem wegwijs in het illegale Berlijnse jazzleven, waar hij sjans krijgt aan de sinistere (naar later blijkt inderdaad SS’er) Von Appen, een kruising van baron Von Heune uit Bob Fosse’s film ‘Cabaret’, de schermende superschurk uit een James Bondfilm en Reinhard Heydrich, de SS’er die de leiding had over ‘die Endlösung der Judenfrage’ – we zijn koud op bladzijde 50 en mijn welwillendheid slinkt al flink.
Ook hun vaag aangeduide driehoeksverhouding (Würgers taalgebruik is zeldzaam kuis voor een hedendaagse roman) leunt zwaar op ‘Cabaret’ en Christopher Isherwoods ‘Afscheid van Berlijn’, een boek dat Würger overigens braaf als bron vermeldt. Echt mis loopt het als Kristin een week na een SS-feestje aan de Wannsee gehavend opduikt: ze blijkt eigenlijk Stella Goldschlag te heten, Jodin te zijn en is gemarteld door de Gestapo (hier treedt Würger wel in details) en geworven als ‘Greifer’ om een Joodse schriftvervalser op te sporen: zo niet, dan worden haar ouders op de trein gezet.
Tranen in de Spree
De hondstrouwe Friedrich besluit aan haar zijde te blijven en krijgt diepe gedachten als ‘We maakten ons schuldig, ieder op zijn eigen manier’, ‘Misschien is het wel uit zwakte dat we anderen pijn doen’ en ‘Er is in elke liefde een moment waarop het voor antwoorden te laat is.’ Ook voorziet hij zijn Stella van oesters en pervitine (oftewel crystal meth) en houdt hij haar hand vast terwijl haar tranen in de Spree vallen, in het knagende besef dat zijn leven ‘niet in balans’ is en hij ‘zijn vader mist’.
Uiteindelijk biecht Stella hem ‘alles’ op wat ze gedaan heeft; de lezer moet dat zelf reconstrueren uit een vijftiental korte, zakelijk geformuleerde, ‘ware’ fragmenten uit Stella’s tribunaal in 1946, die Würger over zijn verhaal heeft verspreid. Maar als ze op kerstavond 1942 per se wil zingen op alweer een chique nazifeestje, wint Friedrichs geweten het van de liefde en neemt hij de nachttrein terug naar Zwitserland, vol mijmeringen over hoe het had kunnen zijn als het anders zou zijn geweest. In een epiloog laat Würger Stella negen maanden later (twee jaar eerder dan in werkelijkheid) een dochter krijgen en in 1994 een oude man een horloge op Stella’s eenzame graf leggen.
Klef
Moet je zo’n roman willen lezen? Ik raad het u niet aan. En niet omdat de morele boodschap ervan uit te dik of te dun hout zou zijn gezaagd. Maar wel omdat Würger de plank inderdaad verschrikkelijk mis slaat door de extreem gruwelijke historische werkelijkheid ondergeschikt te maken aan een klef romantisch filmverhaaltje. Omdat hij me van geen minuut slaap heeft proberen te beroven met het lot van Stella’s slachtoffers.
Nee, als u serieus een blik wilt werpen in de afgrond van het hoe en het ingewikkeld perverse waarom van Stella’s collaboratie, lees dan Peter Wydens boek uit 1992, dat uitgeverij Steidl halsoverkop in herdruk heeft genomen. Of verdiep u via Sytze van der Zee en Koos Groen in Ans van Dijk, de ‘foute Jodin’ uit Amsterdam. En laat Würgers Stella lekker op de stapel in de winkel mollig liggen wezen.