Recensie van Harald Overeem, Om te geloven heb ik de kerk nodig. Met een woord vooraf van Arjan Plaisier. Ark media, 95 blz.
drie sterren
De schrijver
Harald Overeem (1968) is sinds 2010 protestant predikant in Boskoop; daarvoor werkte hij bij de Artios Bijbelschool in Ede en was hij jarenlang docent en mentor bij bijbelschool de Wittenberg in Zeist. Eerdere schreef hij bijbelstudies als Kolossenzen (2004), Exodus (2010); ook was hij co-auteur van Barrevoets. Op weg naar Pasen: kalender voor de veertigdagentijd (2014). Daarnaast schrijft-blogt hij regelmatig voor het geloofsopbouwende magazine Groei.
De thematiek
Wie meent dat je om te geloven best (zo niet beter) buiten de kerk kunt, vindt in dit boek Harald Overeem op zijn pad. Hij geeft toe: heel wat mensen voelen zich teleurgesteld en tekortgedaan door het instituut kerk. Bovendien worden we er met z’n allen steeds individualistischer op en kunnen mensen met spirituele honger tegenwoordig op talloze andere, vrolijker plekken terecht. Maar voor het werkelijke heil moet je toch echt in de kerk zijn, vindt Overeem. Gezamenlijke momenten als doop en avondmaal zijn niet voor niets zo belangrijk in de christelijke theologie.
Daarnaast is de kerk een plaats van vergeving, vrede, vrijheid, vreugde, vriendschap en vroomheid: zes allertoevalligst allitererende termen, die Overeem – heus waar! – niet gekozen heeft omdat ze zo ‘lekker lopen’.
Niet iedereen zal meteen het verband zien tussen de wekelijkse kerkgang en de V’s van bijvoorbeeld vrijheid en vreugde, maar Overeem legt het allemaal geduldig en enthousiast uit. Ons zwakke geloof heeft immers de bemoediging en gemeenschap van medegelovigen nodig. Want wie liever thuis op de bank blijft zitten, verzeilt maar al te gemakkelijk in verslavende patronen.
Opvallendste stelling
De verrassendste V is die van vroomheid. Met een beroep op Paulus, moeder Teresa en een broeder uit Taizé pleit hij voor eerherstel van deze ‘ouderwetse’ deugd, waar de stank van schijnheiligheid om hangt. Ten onrechte, meent Overeem, met Calvijn. Vroomheid is ook en vooral liefde voor God en vereist onthaasting, aandacht en regelmaat. Je kunt je erin oefenen als je bidt of in de bijbel leest. En als je mooie liederen zingt, bijvoorbeeld tijdens de wekelijkse beurt van de badkamer, weet huisman Harald.
Krachtigste zin
Het boek besluit met een passend gebed waarin alle V’s bedacht worden, maar de krachtigste zin is toch: “De kerk is de plaats waar de gelovige mag bidden, vragen, twijfelen, zoeken, vinden, huilen en lachen.” Ramses Shaffy had er wel weg mee geweten.
Redenen om dit boek niet te lezen
Overeem preekt voor eigen gemeente. Zijn V’s gaan voornamelijk over hoe we binnen de (protestante) kerk in voorbeeldige harmonie kunnen samenleven. Wat overigens al lastig genoeg is, blijkens al die gefronste wenkbrauwen rond het nieuwe Liedboek. Zijn betoog bedoelt te voorkomen dat er nog meer schapen verloren lopen. Dat is loffelijk, maar ‘pittige’ teksten als Matteüs 18: 15-17, over hoe je om moet gaan met een zondigende medegelovige, zullen aspirantleden vermoedelijk afschrikken.
En het antwoord op de vraag of (ware) vrede en vriendschap ook buiten de kerk om kunnen bestaan, blijft helaas veelzeggend in de lucht hangen.
Redenen om dit boek wel te lezen
Overeem doet een bevlogen poging om het religieuze ‘nut’ te bewijzen van een instituut in zwaar weer. Daarbij is hij gelukkig niet blind voor de minder mooie, ‘gebroken’ kanten van het religieuze gemeenschapsleven: hij geeft volmondig toe dat roddel, afgunst en uitsluiting al heel wat gelovigen de kerk uit hebben gedreven – wat zonde is, in alle betekenissen van het woord.
En hoewel hij, heel voorspelbaar, zo zijn calvinistische bedenkingen heeft de nieuwste sociale media, wereldvreemd is hij zeker niet. Hij citeert net zo makkelijk Jörgen Raymann als Jezus of Dostojevski. Evenmin duf is zijn voorstel om de titelsong van de tv-serie Cheers op te nemen in het volgende Liedboek. Omdat iedereen in café Cheers je naam kent en altijd blij is als je komt. Net als in Overeems ideale kerk.