Iconische godshuizen

Bespreking van Oskar Verkaaik, Gods huis in de steigers. Religieuze gebouwen in ontwikkeling. Met bijdragen van Daan Beekers en Pooyan Tamimi Arab. Amsterdam University Press, 269 blz.


Kerken herken je aan klokkentorens en kruisen, moskeeën aan minaretten en koepels en synagogen aan davidsterren en hoefijzerboogjes. Zo wil althans het traditionele beeld sinds we hier godsdienstvrijheid hebben, want voor die tijd schuilden niet-gereformeerden in veelal architectonisch neutrale onderkomens, die vooral geen aanstoot mochten geven.

Maar sinds de grondwet van 1848 verrezen er neogotische katholieke kerken met hoge, fiere torens en synagogen in de oriëntaalse stijl uit Andalusië – de 19e eeuw zag nog niet zo’n onderscheid tussen Joods en Moors. En vandaag de dag ruilen de moslims hun gebedsruimtes in oude scholen in voor trotse en herkenbare moskeeën, die niet zelden uitdagend claimen ‘de grootste’ van het land of zelfs Europa te zijn. Tot ergernis (of erger) van hun tegenstanders, die zere ogen krijgen van wat ze uitheemse ‘kitsch’, ‘heimweehuizen’ en ‘suikertaarten’ noemen.

Oskar Verkaaik (1963), hoofdauteur van ‘Gods huis in de steigers’, houdt zich verre van de vraag wat er mooi of lelijk en goed of fout is aan religieuze gebouwen. Als antropoloog is hij vooral geïnteresseerd in hoe een zo bij uitstek immateriële zaak als religie zintuigelijk kenbaar wordt gemaakt, in dit geval in de architectuur. Hoe roept een gebouw religieuze emoties en ervaringen op? Waardoor leidt het tot aversie of trots bij de gelovige gebruikers en mogelijk andersgezinde omwonenden? Volgens Verkaaik komt het aan op hoe ‘iconisch’ dan wel ‘gewoon’ het gebouw is. Trekt het aandacht, lijkt het misplaatst of voelt het juist vertrouwd en veilig?

Liftschacht als minaret

Een groot deel van ‘Gods huis in de steigers’ gaat over nieuwe moskeeën in Nederland, die steeds moderner en minder nostalgisch ogen, zeker aan de buitenkant. Zoals de strakke ontwerpen van Gerard Rijnsdorp (Amersfoort, Leiden, Almere) of de moskee in Hoofddorp, waarvan de glazen minaret de vorm heeft van een liftschacht. Ook een sfeervolle locatie is geen vereiste: een bedrijventerrein heeft als voordeel dat je geen gedonder met de buurt hebt over minaretten en parkeeroverlast.

Verkaaik constateert zelfs dat lang niet alle moskeegangers hechten aan grote (en dure!) koepels en minaretten. Vooral jongere puriteinen vinden die nergens voor nodig, daar de allereerste moskee waar Mohammed indertijd in voorging, ook geen minaret of gebedsnis had. Het brengt Verkaaik tot de ironische conclusie dat het Zwitserse verbod op minaretten dus eerder traditionele en vreedzame dan geradicaliseerde moslims treft.

City-branding

Ook de hedendaagse synagogen komen royaal aan bod. Vooral in Duitsland is recent een aantal hoogst iconische, onmiskenbaar nieuwe synagogen gebouwd, waar nauwelijks meer een spoortje heimwee en Moorse stijl aan te ontdekken valt. Weinig oude synagogen hadden immers de kristalnacht en geallieerde bombardementen overleefd; een deel daarvan is inmiddels zorgvuldig gerestaureerd en herbouwd. Sinds enkele decennia geldt dat echter als bijzonder onsmakelijk, omdat dat suggereert dat er ‘niets’ gebeurd is.

Het leidde tot opmerkelijk innovatieve constructies in Dresden, Mainz en Duisburg, die volgens Verkaaik meer dienen als boetedoening en ‘city-branding’ dan als religieus gebouw, te meer daar de Joodse gemeenschap inmiddels voornamelijk bestaat uit atheïstische Russische immigranten. Anders ligt dat in Nederland, waar in Deventer en Middelburg vervallen synagogen opnieuw zijn ontdekt, in gebruik zijn genomen en zelfs tot nieuwe joodse gemeenten hebben geleid.

Wc’s in de biechthokjes

Over nieuwe iconische christelijke kerken wordt minder vrolijks gemeld: de hoofdstukken van Daan Beekers gaan vooral over leegstand, omstreden hergebruik en pijnlijke sloop. Zoals over de Amsterdamse Chassékerk, die is omgebouwd tot danscentrum en waar de biechthokjes nu dienst doen als wc’s, zo wordt althans beweerd.

Een sprekend voorbeeld van hoe lastig en emotioneel de herbestemming van een kerk kan zijn, levert de huidige Fatihmoskee in Amsterdam, in de voormalige jezuïetenkerk De Zaaier. Die overigens zelf in 1899 via een stroman het failliete verenigingshuis van de Sociaal-Democratische Bond van Domela Nieuwenhuis had overgenomen. Tot woede van de antiklerikale socialisten, die weigerden de sleutels over te dragen aan ‘de zwartrokken’.

De overgang in 1981 van kerk naar moskee verliep evenmin soepel, ook omdat volgens het bisschoppelijke verkoopbeleid de herbestemming waardig en waardenneutraal moest zijn – liever slopen dus dan een disco of moskee erin. Onder de gebruikers zijn de meningen verdeeld: sommige voormalige gebruikers hebben nog lang in de straat gebeden dat het gebouw weer een kerk zou worden of vinden het maar niks dat de monumentale ingang is afgesloten met een gebedsmuur, terwijl een nieuwe gebruiker tijdens het gebed het onaangename gevoel kreeg dat er ‘een andere god meekeek’. Anderen vinden het juist mooi dat het gebouw als gebedshuis is behouden.

Maar zelfs als kerkbestuur en gelovigen het erover eens zijn dat slopen beter is dan ontheiligen, dan moeten ze tegenwoordig rekening houden met flink verzet uit de buurt. Verrassend detail: dat gaat niet zelden uit van overtuigde atheïsten, die nooit een stap in een kerk zetten, maar wel hartstochtelijk opkomen voor wat ook zij als hun vertrouwde culturele erfgoed zien.

House of One

Aan het slot van ‘Gods huis in de steigers’ concludeert antropoloog Verkaaik dat religie in onze moderne tijd nog altijd springlevend is – en dan heeft hij de hindoestaanse tempels en de nieuwste ‘refodomes’ op de Veluwe en in Zeeland nog niets eens genoemd. Of voorspellingen gedaan over de immigrantenkerken, die straks ook hun eigen gebouwen zullen willen hebben. Hij ziet zelfs een multireligieus centrum in Moorse stijl voor zich met een kerk, een moskee en synagoge onder één dak. Nu, wat dat laatste betreft kon hij al binnen een paar jaar gelijk krijgen, als het project ‘House of One’ de financiering rond heeft, om op de fundamenten van oude Petruskerk in Berlijn drie gebedshuizen plus een centrale ontmoetingsruimte in één gebouw te combineren. En dan niet intiem Andalusisch, maar strak, modern en tweeëndertig meter hoog. De ambities zijn inderdaad iconisch.


EEN GEREDIGEERDE VERSIE VAN DEZE BESPREKING VERSCHEEN OP 17 JULI 2017 IN

logo Trouw