Recensie van Monica Soeting, Cissy van Marxveldt. Een biografie. Atlas Contact, 464 blz.
Wie Cissy van Marxveldt zegt, zegt Joop ter Heul. Een naam waarbij mijn inmiddels oudere meisjeshart altijd een huppeltje maakt. Nog zie ik in het tomadorekje van mijn zus de vijf Witte Ravenpockets staan. Een halve herfstvakantie lag ik ermee op bed in mijn zolderkamertje. Plus de daarop volgende kerst- en krokusvakantie, want ik had nog niet meteen genoeg van die dartele Joop in haar rebellie tegen de vrouwelijke nuffigheid van een kleertjeszieke moeder en zuster.
Joop en haar zes vriendinnen van de Jopopinoloukicoclub zwierden liever door de modder, ‘fuifden’ elkaar op taartjes en dreven met onschuldig kattenkwaad het hele lerarenkorps van de meisjes-HBS tot wanhoop. Totdat Joops strenge doch rechtvaardige ‘piepert’ (Joops voor vader) ingreep en haar op privébijles deed, want er moest natuurlijk wel een diploma gehaald worden. Maar zelfs als ze in deel drie getrouwd is met gefortuneerde knapperd Leo, laat ze zich nooit echt temmen door oudbakken victoriaanse opvattingen over hoe het hoort.
Later werd me geleerd dat het maar flutromannetjes waren, nauwelijks beter dan lectuur voor keukenmeiden, van wie het in Van Marxveldts verhalen overigens wemelt. Boekjes voor bakvissen en dat was niet aardig bedoeld. Maar weggooien, nee, dat doe je niet. En zo las ik ze een paar jaar geleden weer achterelkaar uit, net als Van Marxveldt andere beroemde meisjesboek, Een zomerzotheid.
Toen pas besefte ik dat ze al in de jaren ’20 geschreven waren. En dat ze, afgezien van een modewoordjes als moppig, olijk, drakenpit, nog altijd verbazend fris waren: wie wil weten hoe je sprankelende en levensechte dialogen schrijft, raadplege Van Marxveldt.
Andere verdienste van Cissy: ze kreeg hele generaties jonge meiden (want zo heten de bakvissen tegenwoordig gelukkig) aan de dagboeken. Met als beroemdste leerlinge Anne Frank, die haar dagboekbrieven schreef aan Kitty, Joops één na beste vriendin.
Dus toen het bericht kwam dat Van Marxveldts biografie op stapel stond, was deze ex-scholiere er als de kippen bij. En als dan ook nog Monica Soeting de schrijfster ervan is, dan verwacht je helemaal een feestje. Soeting is immers voormalig hoofdredacteur van Biografie Bulletin, mede-oprichtster van het Nederlandse Dagboekarchief en samen met Dik van der Meulen schrijfster van de zeer praktische handleiding ‘Hoe schrijf ik een biografie?’.
Soeting had geen gemakkelijke klus aan Van Marxveldt (1889-1948), die niet behoorde tot de schrijvers die ten gerieve van toekomstige biografen al vanaf hun jeugd elk treinkaartje en doktersrecept bewaren. Ondanks gedegen speurwerk moest ze zich redden met een oud dagboek, een handvol brieven en wat foto’s. De gaten in het verhaal plamuurde ze echter vakkundig dicht met uitgebreide, meer of minder relevante uiteenzettingen over de historische context, zoals over de traktementen in het onderwijs, het verschijnsel ‘new woman’ en de gedwongen winkelnering in het Friese veen.
Verdere bronnen: een paar interviews en autobiografische verhalen. Met als complicatie: wat Van Marxveldt daarin over zichzelf vertelde, was vaak altijd net iets verhevener en duurder dan de werkelijkheid, een neiging die volgens Soeting vooral duidt op de sociale en culturele ambities van de hogere middenklasse.
Ook in Van Marxveldts romans is nogal eens sprake van verfraaiende ‘autobiografictie’: Joop ter Heul haalde uiteindelijk wel haar hbs-diploma, Cissy niet; Joops ‘piepert’ is een rijke Amsterdamse zakenman, terwijl Cissy’s vaders een onderbetaalde schoolmeester in Oranjewoud was en het pseudoniem Cissy van Marxveldt klonk toch net wat chiquer dan haar echte naam, Setske de Haan.
Toch valt er een interessante levensloop te reconstrueren, met daarin ook minder bekende feiten en wendingen. De belangrijkste hoogte- en dieptepunten: een vernederend baantje als ‘gezelschapsdame’ in Engeland, haar verhuizing vanuit Oranjewoud naar Amsterdam, waar ze, zoals zoveel jonge vrouwen in die tijd, aan het werk gaat als kantoorbediende.
Daar leert ze de donkere en bijzonder knappe Leo(n) Beek kennen en wordt ze schrijfster, overigens lang niet alleen van bakvissenlectuur. In 1929 krijgt ze een hersenbloeding, waardoor ze haar schrijfarm niet meer kan gebruiken, voor een schrijfster natuurlijk een ramp. Ook haar huwelijk krijgt het moeilijk, als haar zoon Ynze een stapeltje liefdesbrieven van Leo’s maîtresse vindt.
De bezetting maakt uiteindelijk alles kapot: de Joodse Leo duikt onder en wordt in 1944 als verzetsstrijder gefusilleerd. Na de oorlog schrijft Van Marxveldt nog het vijfde deel van de Joop-reeks en het serieuze ‘Ook zij maakte het mee’, over een verzetsstrijdster. Maar de ontberingen van oorlog en hongerwinter komt ze niet meer te boven: ze overlijdt op 31 oktober 1948.
Moet een biograaf idolaat zijn? Nee, natuurlijk niet. Het is dan ook terecht dat Soeting zorgvuldig naloopt of Setske de Haan inderdaad wel altijd de waarheid sprak. Moet je dan van je onderwerp houden? Hoeft ook niet, vindt Soeting in het boekje ‘Hoe schrijf ik een biografie?’; zolang je je onderwerp maar niet minacht. Nu, in dat opzicht schiet ze soms ze toch flink te kort. Ze laat geen gelegenheid lopen om te melden dat Van Marxveldt een typisch lid van de hoger middenklasse is. Ja? En? Is dat niet goed dan? Maakt dat haar boeken minder interessant? Ook het feit dat Van Marxveldt altijd heeft beweerd dat haar gezin belangrijker was dan haar schrijverij, veroordeelt Soeting als laf en valse bescheidenheid.
En waarom moet ze er zo vaak op wijzen dat Van Marxveldt haar verlamde arm in het openbaar steeds verstopte? In een tijd dat het uit schaamte (of was het wellevendheid?) nog niet gebruikelijk was om je hele lek en gebrek op Facebook te knallen? Waarom toch zo meedogenloos en superieur?
Wel weer de moeite waard is Soetings aandacht voor de waardering in de loop der jaren voor Van Marxveldts boeken. De meningen waren verdeeld, ook na haar dood. Zo vond Ciska Dresselhuys in ‘Opzij’ dat Joop geen feministe was, terwijl de academische genderstudies later toch ook een aantal onconventionele ‘tegenstemmen’ in de Joop-verhalen signaleerden. Maar hoe goed of fout Van Marxveldts boeken literair, politiek of sociaal gezien ook mogen zijn, aan haar humor lijkt tegenwoordig niemand meer te twijfelen, zo concludeert de biografie. Zelden ben ik het zo met iedereen eens geweest.
Meisjesliteratuur
Cissy van Marxveldt wordt wel gezien als de koningin van de Nederlandse meisjesliteratuur, vooral dankzij haar vijf Joop ter Heul-boeken en ‘Een zomerzotheid’. Haar grote voorbeeld was Top Naeff, wier ‘School-idyllen’ (1900) de jonge Van Marxveldt arm in arm met haar vriendinnen op het schoolplein verslonden had. Het oerboek van het genre is Louisa May Alcotts ‘Little Women’ (1868), maar ook ‘Sara Burgerhart’ (1782) doet een gooi naar deze titel.
Boeken voor en over meisjes waren lang vaak bedoeld om puberende ‘wildzangen’, ‘tomboys’ (meisjes die liever voetballen dan breien) en ‘stijfkopjes’ klaar te stomen voor de rol van bescheiden en zorgzame echtgenote en moeder. Na de Tweede Wereldoorlog liet Astrid Lindgrens Pippi Langkous zich evenwel niet meer zo’n toekomst aansmeren.
Een andere naoorlogse klassieker over de vriendschap tussen schoolmeisjes is Enid Blytons zesdelige serie over Pitty’s jaren op de meisjeskostschool ‘Malory Towers’. Welk meisje wilde niet ook naar zo’n leuke school? Met zo veel vriendinnen, al dat sporten en geen ouders in de buurt? Het kan niet anders of Joanne Rowling, de schrijfster van de Harry Potter-serie, is opgegroeid met Malory Towers en Blytons serie ‘De vijf’, waarin een groepje kinderen (waaronder een typische ‘tomboy’) vele mysteries oplost en schurken uitschakelt.
Uitgeverij Westfriesland was vanaf de jaren ’60 lang de grootste uitgeverij van meisjesboeken met de Witte Ravenpockets, een reeks waarin alle Joops en Pitty’s werden herdrukt. De wat oudere meisjes kwamen in deze serie aan hun trekken met de meer dan honderd romantische boeken van Leni Saris (verkoop acht miljoen), met titels als ‘Eens komt de dag’ en ‘En zo begon het’. Ze eindigden altoos gelukkig, met een redelijk kuise kus. Pas na 1975 begon met de Bouquetreeks van uitgeverij Harlequin seks een explicietere rol te spelen.
De literaire status van meisjesliteratuur is van oudsher laag. In het interbellum hadden hyperviriele critici als Ter Braak en Du Perron toch al weinig op met vrouwelijke schrijvers of een publiek van dames en keukenmeiden. Vooral de ‘bakvis’ moest het daarbij het ontgelden, met Joop ter Heul als prototype. Die kritiek en vooroorlogse ideeën over aard en wezen van man en vrouw doen inmiddels gedateerd en bekrompen aan. Naast Van Marxveldt hebben Anne Frank, Paul van Vliet, Carry Slee en Franca Treur ondertussen ruimschoot bewezen dat ook de belevenissen van een meisje van dertien het opschrijven, verzinnen, bezingen en lezen waard kunnen zijn. Zelfs voor wie dat zelf niet (meer) is.
EEN GEREDIGEERDE VERSIE VAN DEZE RECENSIE VERSCHEEN OP 28 JANUARI 2017 IN