Interview met Gerard Groeneveld (1956), neerlandicus, boekhistoricus en schrijver van ‘Hitlers jongste hoop. Nazipropaganda voor de jeugd’. Vantilt, 2019.
“Ik ben indertijd afgestudeerd op de geschiedenis van de Amsterdamse Keurkamer, de eerste Nederlandse bruine uitgeverij, onder meer verantwoordelijk voor de Nederlandse vertaling van Mein Kampf. Op een gegeven moment kwam ik een boekje tegen waarmee Duitse kinderen tijdens het Derde Rijk leerden lezen en schrijven en ze opgevoed werden tot bruikbare leden van Hitlers volksgemeenschap.
Nu is er wel onderzoek gedaan naar dit soort schoolboekjes, maar dan naar de tekstuele inhoud ervan. Mij vielen vooral de illustraties erin op: je ziet uniformen, er wapperen hakenkruisvlaggen en de Führer aait kinderen over hun bol; de bruine wereld werd er zo met de paplepel ingegoten. Daarbij maakten de nazi’s gebruik van illustratoren van naam en faam: ze vonden het belangrijk dat de plaatjes in deze eerste abc- en rekenboekjes zo mooi en aantrekkelijk mogelijk waren.
Ook in prentenboeken, jeugdboeken en strips dienden de illustraties toen een heel bewust politiek doel. Beelden werken namelijk veel directer dan tekst: een beeld komt patsboem binnen en je begrijpt meestal meteen waar het om gaat. Op de omslagen van jongensboeken heeft de held bijvoorbeeld vaak zijn hand aan de koppel, wat staat voor harde onverzettelijkheid en de bereidheid om tot het uiterste te gaan om de overwinning te behalen.
De nazi’s pakten de jeugd ook heel geraffineerd in met sigarettenplaatjes die je in albums kon verzamelen. Een soort voetbalplaatjes, maar dan met scènes uit het leven van Hitler, kopstukken uit de regering of veldslagen. Dat ging echt om miljoenen plaatjes.
Het schokkendste vind ik de tekeningen in de jeugdboeken van uitgeverij Der Stürmer, die apert bedoeld waren om kinderen antisemitische sentimenten bij te brengen en haat te zaaien. De uitgever daarvan, Julius Streicher, heeft daarvoor tijdens de processen in Neurenberg de doodstraf gekregen, ik denk terecht.
Ik laat ook mensen aan het woord die met dat soort eenzijdige, gelijkgeschakelde ideaalbeelden zijn opgegroeid, zoals kinderen die toen ze 15, 16 jaar waren op het laatst nog, in 1945, als soldaat de oorlog werden ingestuurd.
Dat was natuurlijk een misdadig besluit van een misdadig regiem, maar die kinderen zagen dat op dat moment zelf niet zo, die leefden in een illusie. Dat kom je bijvoorbeeld tegen in het getekende dagboek van een jongen die maar niet kan geloven dat Hitler dood is en dat Duitsland zich heeft overgegeven, dat kan gewoon niet waar zijn! Je kunt dat belachelijk vinden, maar dat is veel te gemakkelijk, want zijn generatie kende alleen maar beelden van een onoverwinnelijk Duits leger.
Er gaat ook een hoofdstuk over het weinig succesvolle illustratieoffensief dat de Duitse bezetter in 1940 in Nederland begon om de jeugd te winnen voor het nationaalsocialisme en waarvoor ook Nederlandse illustratoren opdrachten kregen, zoals Pieter Kuhn, die na de oorlog nog furore zou maken als tekenaar van de strip Kapitein Rob. De schrijvers van die jeugdboeken zijn daar bij de latere zuiveringsacties wel op aangesproken, maar de illustratoren eigenlijk nauwelijks.
Ik zie parallellen met de wereld van vandaag, waarin kinderen ook voortdurend bezig zijn via beelden hun kijk op de wereld te vormen. YouTube, Facebook en Instagram zijn ervoor bedoeld om mensen met elkaar te verbinden, maar ze worden ook gebruikt om mensen te beïnvloeden met fakenews en framing en het wordt steeds moeilijker om echt van niet echt te onderscheiden. Het einde van de manipulatie is dus nog lang niet in zicht.”
EEN GEREDIGEERDE VERSIE VAN DIT INTERVIEW VERSCHEEN OP 30 MAART 2019 IN