Interview met Gaston Dorren (1965), taaljournalist en schrijver van ‘LINGUA. DWARS DOOR EUROPA IN 69 TALEN’. Athenaeum-Polak & Van Gennep, 359 blz.
“Lingua bestaat uit korte portretten van 69 Europese talen en ik focus in elk portret op één bepaald aspect van die taal, waardoor je al lezend een redelijk overzicht krijgt van het Europese taallandschap. Opvallend aan het Frans is bijvoorbeeld dat die taal ernaar streeft om zo dicht mogelijk bij het Latijn te blijven en heel hard zijn best doet om de sporen van het Latijn zichtbaar te houden met allerlei medeklinkers die je niet uitspreekt maar wel schrijft – een geval van ongezonde moederbinding, vind ik.
Een ander voorbeeld is de vraag waarom de Zwitsers een heel ander Duits spreken dan de Duitsers. Dat blijkt een historische en ook politieke kwestie te zijn, want dat zijn ze eigenlijk pas in de 20ste eeuw gaan doen, om zich zo duidelijk mogelijk te onderscheiden van het Duitse militarisme van de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Ze wilden niet dat de buitenwereld hen daarmee zou verwarren.
Mooi
Het Nederlands vind ik mooi omdat ik die taal het allerbeste spreek en me er het nauwkeurigste in kan uitdrukken, van heel plechtstatig tot heel populair, voor iemand van 50 dan. En als ik Limburgs praat, voelt dat heel eigen, want dat is de taal van mijn familie en mijn vriendjes op het schoolplein. Duits vind ik heel mooi om de grammatica. Jazeker, er bestaan mensen die Duits mooi vinden! En het Engels heeft een grote woordenschat en heel veel mogelijkheden om je uit te drukken. Als het op de klank aankomt, vind ik het Portugees en het Italiaans het mooiste.
Gagaoezisch
Een heel vreemde taal is het Gagaoezisch, een taal uit Moldavië. Maar dan niet zozeer vreemd als taal, maar omdat de naam zo naar Kuifje en Lady Gaga klinkt en ik er nog nooit eerder van gehoord. Ik vermoed dat dat voor meer mensen geldt. Grammaticaal gezien zijn de Keltische talen behoorlijk raar, dat zijn de buitenbeentjes binnen de familie van Indo-Europese talen. Hetzelfde geldt aan de andere kant van Europa voor het Armeens. En de tientallen Europese gebarentalen wijken wel heel sterk af van de gesproken talen, dat spreekt vanzelf.
Smrătsafrătsano
Ik heb ook uit al die vreemde talen woorden verzameld die wij niet hebben, maar die nuttig voor ons zouden kunnen zijn omdat ze bondiger of beeldender zijn. Zoals het Scandinavische woord voor je grootmoeder van moederskant: ‘mormor’. Of het Bulgaarse woord voor slecht gemaakt: ‘smrătsafrătsano’. Het Duits heeft een mooi woord voor praten als een vakidioot: ‘fachsimpeln’; dat werkwoord mis ik echt heel vaak in het Nederlands. Verder maken veel talen zoals het Galicisch een heel handig onderscheid tussen enerzijds volle neven en nichten en anderzijds neven en nichten in de zin van oom- en tantezeggers; het Nederlands is daar een beetje raar in.
Oprukkend Engels
Er verdwijnen veel talen, maar het Nederlands heeft nog eeuwen en het zal ongetwijfeld de taal van het dagelijkse leven blijven. De vraag is meer welke status het Nederlands behoudt en of het nog een rol blijft spelen in het hoger onderwijs. Ik was laatst bij de Universiteit van Tilburg, waar men zich tot twee keer toe verontschuldigde dat een bepaalde bijeenkomst in het Nederlands werd gehouden. Ik vind dat misplaatst.
Het oprukkende Engels in het hoger onderwijs baart me echt zorgen: uit internationaal onderzoek blijkt dat de kwaliteit van dat onderwijs daalt als mensen het in een vreemde taal genieten, ook al kennen ze die taal redelijk goed. Ook merk ik al dat de jongere generatie wetenschappers niet zo goed meer in het Nederlands over hun eigen vakgebied kunnen praten en veel Engelse woorden gebruiken. Ik zou het een slechte ontwikkeling vinden als de intellectuele elite haar activiteiten en deskundigheid straks niet meer kan uitleggen in de taal van de rest van de samenleving.”
Een geredigeerde versie van dit interview verscheen op 9 december 2017 in