‘Wapen u tegen de almacht van GAFA’

Interview met Franklin Foer, schrijver van Ontzielde wereld. De existentiële dreiging van Big Tech (2017).


Kaft FoerDe almacht van technologiebedrijven als Google, Amazon, Facebook en Apple is geen natuurverschijnsel. We moeten ons weren, is de boodschap van Franklin Foer.

Denkt u vooral niet dat Franklin Foer niets van internet moet hebben. Als knulletje van tien fantaseerde hij al over een manier om op elk gewenst moment elk tv-programma te kunnen bekijken en elk boek te kunnen lezen, dus toen hij ruim twintig jaar later zijn eerste e-reader kocht, was dat een magisch moment. Ook zult u hem niet romantisch horen terugverlangen naar het smartphoneloze tijdperk: als zijn twaalfjarige dochtertje alweer vergeten is haar telefoon mee te nemen (“ze gebruikt hem nooit!”), dan krijgt ze een standje van haar ouders, die willen weten waar ze haar in noodgevallen moeten ophalen.

Maar waar het bedrijven als Google, Apple, Facebook en Amazon (afgekort tot GAFA) betreft, gaat hij vol in de aanval in zijn boek ‘World Without Mind’, dat onlangs onder de titel ‘Ontzielde wereld’ in het Nederlands verscheen. Het is een gedetailleerde aanklacht tegen de (bijna) almachtige monopolisten uit Silicon Valley, die nauwelijks belasting betalen, verkiezingen beïnvloeden en op grote schaal auteursrechten schenden – naar eigen zeggen uit idealisme.

Uw boek heeft een nogal alarmerende boodschap.

“Toen ik eraan begon, keken mensen me aan of ik gek was: waarom zou je deze bedrijven aanvallen? Ze zijn toch het mooie gezicht van het Amerikaanse kapitalisme? Maar het probleem is dat ze ons denkvermogen uithollen. Ze maken je verslaafd aan apparaten waarmee ze data over je verzamelen en een portret maken van de binnenkant van je hoofd. Ze kennen je gewoontes, weten wat je leuk vindt en waar je bang voor bent en proberen zo je menselijke zwaktes te exploiteren.”

Is dat echt hun opzet? Je verslaafd te maken? Bent u niet een beetje erg achterdochtig?

“Zijzelf noemen het verbondenheid, ik noem het verslaving. Je telefoon is het duidelijkste voorbeeld. Als die in een andere kamer ligt, voelt dat voor veel mensen alsof hun arm eraf gehakt is. ‘Fantoomzoemen’ is ook zo’n verschijnsel: dan denk je dat je telefoon gaat, terwijl dat niet zo is. Ook het gevoel dat je iets mist als je niet steeds je Facebookaccount checkt, duidt op verslaving.”

Facebook en Google zelf beweren anders dat ze de democratie dienen: er is nog nooit zo veel informatie voor zo veel mensen zo toegankelijk geweest.

“Google is inderdaad een van de grootste creaties van de mensheid: je kunt alles in een milliseconde opzoeken en het is indrukwekkend wat een iPhone kan. Ik zeg niet: gooi je telefoon maar in de oceaan. Maar het is net als met de auto: een geweldige uitvinding, maar als je er geen regels voor maakt, krijg je ongelukken en buitensporige milieuschade. Daarom hebben we stoplichten gemaakt, snelheidsbeperkingen vastgesteld en dwingen we mensen autogordels te dragen.

Voor internet zijn er nog maar heel weinig regels. En de macht daar is zo ongelooflijk geconcentreerd, dat ik er bang van word. De grote tech-bedrijven hebben een enorme controle over de markt en de publieke opinie.”

En u ziet dat als een bedreiging van de democratie

“Eén van de belangrijkste redenen waarom Trump is verkozen, is dat Facebook en Google het gezag van de traditionele media hebben aangetast: mensen weten niet meer wat het verschil is tussen geloofwaardige informatie en fake-nieuws, propaganda en demagogie. Voor tweederde van de Amerikanen is Facebook hun belangrijkste nieuwsbron. Maar Facebook is een feedbacklus: het geeft je alleen maar wat je wilt.

De exploitatie van menselijke emoties op Facebook is intussen zelfs al een belangrijk onderdeel van het bedrijfsmodel van iedere nieuwszender en krant in de VS: in elke newsroom laat een reusachtig scherm, de ‘chartbeat’, zien hoe populair een artikel op internet is en kunnen je collega’s zien dat jouw stuk ‘geëxplodeerd’ is. Natuurlijk, als journalist jaagde je altijd al op roem, op een primeur. Maar in dit systeem jaag je alleen maar populariteit na en ook de New York Times en de Washington Post doen hierin mee. Na verloop van tijd zul je daar als instituut een prijs voor moeten betalen.”

Ik begrijp dat u ook uit eigen pijnlijke ervaring spreekt?

“Tot voor waren maar weinig mensen zich bewust van de gevaren van deze monopolistische bedrijven. Iedereen vond ze geweldig, ook ik. Er waren wat schokkende ervaringen nodig om daar anders over te gaan denken. Die kreeg ik bij de New Republic, waar ik als redacteur aan het werk ging voor de nieuwe eigenaar, Chris Hughes. Toen ik hem leerde kennen, was hij achtentwintig jaar en zevenhonderd miljoen dollar waard en wilde hij geld uitgeven voor serieuze journalistiek.

Maar niet lang nadat we gestart waren, zei hij: ik wil inkomsten gaan genereren. We moesten stukken produceren die succes zouden hebben op Facebook: ‘snackable’, hapklare inhoud, iets snels en grappigs voor lezers die verveeld aan hun computer zitten, chips en snoep voor het brein. Dat was een verschuiving, want ons tijdschrift was een eeuw oud, had nooit een grote lezerskring gehad en we waren altijd trots geweest op de originele, onconventionele inhoud. En toen Chris een datagoeroe van Yahoo! als CEO inhuurde, wist ik dat ik… (Foers hand gaat langs zijn keel). Niet lang daarna hoorde ik via een collega dat ze iemand hadden aangenomen om mij te vervangen. Ik heb daarop ontslag genomen.”

Welke rol speelde uw artikel over Amazon daarbij?

“Ik geloof niet of ik daarom ontslagen zou zijn, want dat artikel trok aandacht. Mijn verhaal ging over hoe monopolist Amazon zijn macht misbruikte om een eigen, lage boekenprijs te bepalen en stopte met de verkoop van boeken van uitgevers die daar niet akkoord mee gingen. Dat werd een coverstory, waarop Amazon mailde dat ze niet langer bij ons konden adverteren. Ik wilde vervolgens publiceren over hoe Amazon ons probeerde te pesten, maar dat wilde Chris niet.” Foer grinnikt: “Helaas was ik indiscreet en haalde het verhaal de New York Times. Dat heeft wel zijn tol geëist in mijn relatie met Chris.”

U beschrijft dat deze bedrijven een spirituele, bijna religieuze manier van denken hebben: ze bedienen zich veelvuldig van woorden als harmonie, heelheid, openbaring en gemeenschap. Hoe komt dat volgens u?

“Een interessant punt uit hun geschiedenis is dat ze van het schiereiland ten zuiden van San Francisco komen, waar je de Grateful Dead en lsd had. Ik denk dat ze hun succes mede te danken hebben aan de geest van die tegencultuur: die maakte innovatief en gaf frisse ideeën. Niet dat ze hippies waren, maar ze zien zichzelf wel als idealisten. Hun ambitie maakt hoogmoedig, ze geloven echt dat ze de mensheid aan het verbeteren zijn.

Ik heb voor mijn boek bijna elke toespraak van Larry Page en Mark Zuckerberg bekeken en het echte nieuws daarvan is niet dat ze een nieuwe camera of smartphone uitbrengen, maar wat ze zeggen over de menselijke natuur en toekomst daarvan. Dat is een wereld waarin alles en iedereen verbonden is met internet en begrepen wordt door computers. Die daarvoor alles, dus ook heel gecompliceerde menselijke emoties, moeten reduceren tot data of een algoritme. Dat maakt je als mens plat, tweedimensionaal.

Het gaat ook over privacy: mensen zeggen dat ze privacy willen, maar het is verbijsterend welke geheimen we zonder het te beseffen aan machines toevertrouwen, dingen die we een ander mens nooit zouden vertellen.”

Waardoor Google jou beter kent dan jij jezelf…

“Dat zeggen ze. De baas van Google claimt dat hij op basis van zijn data weet waar jij de komende vierentwintig uur bent, de data zijn machtig. Hij ziet het dan ook als zijn verantwoordelijkheid om de grens naar het griezelige niet over te steken. Ik denk niet dat we die macht in de handen moeten laten van één of twee bedrijven, waar een onzichtbare tovenaar zonder enige democratische verantwoordelijkheid bepaalt waar die grens ligt. Ze weten dat ze flirten met verschrikkelijke dingen, maar geloven in hun eigen goedheid. Ook dat is hybris, hoogmoed.’’

Wat denkt u: valt het tij nog te keren?

“Ja, maar we dreigen uit balans te raken: ik heb mijn boek geschreven vanuit die urgentie. Als het over technologie gaat, denk je als individu vaak dat je geen invloed hebt, dat je je niet kunt verzetten tegen dingen die je niet bevallen. Dus accepteer je de gebruiksvoorwaarden maar en klik je zonder ze te lezen op ‘ja’; het is immers graag of niet.

Maar uiteindelijk zijn ook wij mensen machtig: we kunnen keuzes maken en ons matigen, net zoals met eten en drinken en andere dingen die zowel belangrijk als verslavend kunnen zijn. Kinderobesitas bijvoorbeeld is een probleem waarvan steeds meer mensen zich bewust worden en het ontstaan van een beweging daartegen, stemt mij optimistisch. En daarnaast moeten we regels opstellen voor de bescherming van belangrijke menselijke waarden zoals privacy, creativiteit en intellectueel eigendom.”

U besluit uw boek met een liefdesverklaring aan het papieren boek, onder verwijzing naar Thomas a Kempis, die in een hoekje met een boekje het geluk vond. Toch een beetje heimwee naar vroeger?

“Ik lees al jaren geen elektronische boeken meer. Niet dat ik bewust besloten heb om terug te gaan naar papier, maar ik leef mijn leven op een scherm, waardoor ik steeds meer waardering ben gaan krijgen voor de privacy en intellectuele ruimte die papier me geeft. Het is het enige moment waarop ik geen meldingen krijg, niemand me kan afleiden en ik niet aangesloten ben op een webwinkel.

Ik ben opgegroeid in een wereld waarin boeken tekens waren van je persoonlijke ambities: zonder boeken kun je je moeilijk ontwikkelen. Mijn ouders hebben dat indertijd heel slim aangepakt: ze gaven ons een credit card die we alleen in geval van nood mochten gebruiken; we mochten er dus geen hamburgers ofzo mee kopen. ‘Maar,’ zeiden ze, ‘er is één plaats waar je er wel geld mee uit mag geven en dat is de boekwinkel.’ Voor mij betekende dat: ik kan dingen hebben, dingen kopen! En we gaven niet eens zoveel geld uit, tot mijn broer thuis begon te komen met dure kunstboeken…

Zo heb ik geleerd dat als je een waarde wilt overdragen, je dat ook economisch moet waarderen, dat je daar een structuur voor moet creëren. En dat houdt inderdaad in dat je ook schrijvers redelijk moet betalen: gratis lezen bestaat niet. De stelling dat informatie gratis wil zijn, is echt hol gezwets.”


Wie is Franklin Foer?

Franklin Foer (1974) is een Amerikaanse journalist en schrijft voor tijdschriften als Slate en The Atlantic. Als redacteur van het literair-politieke opinietijdschrift de New Republic publiceerde hij in 2014 een zeer kritisch artikel over Amazon. Ook streek hij in tegen de commerciële haren van de nieuw aangetreden eigenaar van dit tijdschrift, wat ertoe leidde dat Foer ontslag nam, net als een groot deel van de overige redactie.

Een eerder boek van Foer is ‘De wereld draait om de bal’, waarin hij het verschijnsel globalisering bespreekt aan de hand van het mondiale voetbal. Franklin heeft twee broers: Joshua (eveneens journalist) en Jonathan Safran, de auteur van ‘Extreem luid & ongelooflijk dichtbij’.

Franklin Foer, Ontzielde wereld. De existentiële dreiging van Big Tech. Vertaling Fred Hendriks. Bezige Bij, 286 blz.


EEN GEREDIGEERDE VERSIE VAN DIT INTERVIEW VERSCHEEN OP 11 NOVEMBER 2017 IN logo Trouw