Recensie van Toon Hermans, Nieuw gebedenboek. Zijn mooiste spirituele teksten. Lannoo, Tielt, 158 blz.
twee sterren
De schrijver
Het is u misschien nog ontgaan, maar 2016 is uitgeroepen tot het Toon-jaar, nu het een eeuw geleden is dat Toon Hermans in Sittard geboren werd. Voor de jongeren onder u: Hermans was voor Nederland de uitvinder van de avondvullende onemanshow en wordt, met Wim Kan en Wim Sonneveld, tot de grote drie van het Nederlandse cabaret gerekend, hoewel Hermans zichzelf liever clown dan cabaretier noemde. Hij werd beroemd met carnavalsliedjes als ‘Mien, waar is mijn feestneus?’ en wist tussen 1958 en 1996 volle zalen aan de slappe lach te krijgen met zinnen als ‘Leg neer die bal!’ en de vals gezongen vraag ‘Wat ruist daar door het struikgewas?’ Daarnaast schreef hij gedichten – zelf sprak hij van ‘versjes’. Een paar titels: ‘Liggen in het gras’ (1978, 44 keer herdrukt) en ‘Fluiten naar de overkant’ (1979, 20 keer herdrukt). Hermans overleed in 2000.
Zijn thematiek
‘Nieuw gebedenboek’ is een bundel met ruim honderd versjes, overpeinzingen en een enkele sketch, waarin uitgeverij Lannoo Hermans van zijn spirituele kant laat zien. De clown blijkt een diepgelovig mens te zijn, met een groot verlangen en heimwee naar God. En inderdaad ontmoet hij die soms: als hij zo maar zit te zitten in het gras en in de zon, in de warmte tussen mensen en in de rotsvaste wetenschap dat God je nooit in de steek zal laten. Ook weet hij zeker dat de Schepper wel van een geintje houdt.
Hermans’ God staat voor leven en ademt in elk mens. En hoewel God in Hermans’ alledaagse mystiek dus heel ‘gewoon’ is, gaat God tegelijkertijd je verstand en taal te boven. Je kunt vaak dus vaak maar beter zwijgen: stilte is meestal het hoogtepunt van het gebed.
Opvallendste stelling
Alledaagsheid, eenvoud, houd het gewoon: katholieke volksjongen Toon moet niets hebben van hoogdraverij, plechtig gedoe en intellectuele volzinnen. Ook met rijkelui en religieuze instituten (inclusief het Vaticaan) heeft hij weinig op. Jezus is voor hem ‘die man met dat touw om zijn middel’ en hij ervaart God eerder via zijn kleindochter van vier dan in de preek van de pastoor.
Hermans cultiveert de armoede (‘ik heb niet eens een fiets’) en het kinderlijke (‘Ik heb gebeden / met mijn oogjes dicht’). Daarnaast zit er een beste scheut boeddhisme in versjes als: ‘Denken is niet eenvoudig / maar niet denken is soms / nog moeilijker.’
Centrale zin
‘Als het je af en toe lukt om helemaal vanuit je eigen zelf en zonder een opgesmukte woordkeuze, als het je lukt om zomaar wat met God te babbelen, met dezelfde woorden die je ook gebruikt als je met je vrienden praat, dan geeft je dat een onbeschrijfelijk echt gevoel. Je voelt dat die momenten gezegende momenten zijn, want ze zijn er maar heel af en toe.’
Reden om dit boek niet te lezen
Hermans heeft geen enkele literaire pretentie – integendeel. Ik ga dus niet zeuren over romantische zwart-witclichés en kreupele ritmes en rijmen. Maar als u al het een en ander van hem in huis heeft, zult u zich met ‘Nieuw gebedenboek’ bekocht voelen: ruim 80% van de tekst komt uit eerder gepubliceerd werk als ‘Gebedenboek’ en ‘Groot versjesboek’. En de terecht nooit uitgevoerde schets over de herderkens die bij nachte lagen, zal zeker op schrift zelfs de grootste Toon-fan te flauw zijn.
Reden om dit boek wel te lezen
Hermans ontroert met zijn herinneringen aan het geloof uit zijn kindertijd: de wijsheid en kleine rituelen van zijn moeder en het behaaglijke schone-lei-gevoel als je uit de biechtstoel kwam. Of de schoonheid van het onbegrijpelijke kerklatijn en zijn knieën op de ruwe, rode kokosmat thuis voor het Mariabeeld. Gedateerd? Absoluut. Sentimenteel? Soms. Maar iemand die zo blijmoedig bekent dat hij ook tijdens het plassen kan bidden, is uiteindelijk vooral ontwapenend oprecht.