Recensie van Mark Braude, De onzichtbare keizer. Napoleon op Elba. Uit het Engels vertaald door Fred Hendriks. Balans, 410 blz.
Aan biografieën geen gebrek als het om Napoleon gaat. U kunt vermoedelijk een riante, dubbel geïsoleerde vakantiewoning bouwen van de dik driehonderdduizend bakstenen die over de man geschreven zijn, plus een schuurtje van alle levensverhalen van de mensen uit zijn entourage, zoals zijn eerste gemalin Joséphine of zijn stiefdochter en schoonzus Hortense, Neerlands allereerste koningin.
En het gaat nog altijd door, ook in het Nederlands. Een paar jaar geleden was de slag bij Waterloo (1815) voor de Vlaamse Johan Op de Beeck al aanleiding voor een positief besproken trilogie (15 centimeter), die onlangs opnieuw in stemmig blauw, wit en rood is uitgebracht, opdat u komende 15 augustus goed voorbereid de 250ste verjaardag van dit genie dan wel monster kunt herdenken – de meningen zijn al eeuwen verdeeld. En de liefhebber heeft zich afgelopen winter via Adam Zamoyski’s biografie (ruim 5 centimeter) vast al verdiept in de man achter de mythe.
Je vraagt je af: valt daar nog iets aan toe te voegen? Heel wat, bewijst de Canadese historicus Mark Braude, die eerder de geschiedenis van Monte Carlo schreef. In ‘De onzichtbare keizer’ zoomt hij in op de tien maanden dat Napoleon als banneling op Elba zat en tot vrijwel ieders verrassing in maart 1815 opnieuw de macht in Parijs greep – om vervolgens honderd dagen en tienduizenden dode soldaten later in Waterloo voorgoed op de snufferd te gaan.
Waar Zamoyski in nog geen tien bladzijden klaar is met Napoleons verblijf op Elba, volgt Braude hem daar vier seizoenen lang van dag tot dag en soms zelfs van uur tot uur op de voet. Het verhaal begint met zijn abdicatie, zijn mislukte zelfmoordpoging (het vergif was over de datum) en een antwoord op de vraag waarom hij naar dat dorre eilandje van krap 224 km2 verbannen werd, met behoud van zijn keizerstitel, een jaarlijkse pensioen van twee miljoen frank, plus een gammel oorlogsschip en een eigen legertje van uiteindelijk achthonderd veteranen om zich te kunnen beschermen tegen moordaanslagen en Barbarijse kapers.
Braude vertelt meer dan nauwgezet hoe de keizer op het eiland aankomt en hoe voortvarend hij aanvankelijk zijn nieuwe leengoed begint te moderniseren met een fatsoenlijk drainagesysteem en geplaveide wegen, hoe hij achterstallige belastingen uit de bevolking perst en tussendoor ook nog even een onbewoond eilandje inpikt. Hoe hij ’s avonds een (vals) kaartje legt met zijn moeder en zus en zelfs een toeristische attractie wordt, bij wie elke buitenlander welkom is voor een praatje over de toestand in de wereld.
Maar een gelukkige, rondkuierende en klussende pensionado? Die rol vloekte toch te veel met zijn zelfbeeld, helemaal toen de nieuwe Franse regering weigerde het beloofde jaargeld te betalen en zijn Oostenrijkse schoonpapa snode stokjes stak voor zijn hereniging met vrouw en kind. Wanneer de in zijn mannelijke eer gekrenkte Napoleon serieus plannen is gaan smeden om opnieuw de macht in Frankrijk te grijpen, durft Braude niet te zeggen. Maar dat hij uiteindelijk een onwaarschijnlijk listig alles-of-niets-spel heeft gespeeld, zoveel wordt wel duidelijk uit Braude’s verslag van de avontuurlijke overtocht naar het Franse Golfe-Juan, waarvan iedereen met een drup piratenbloed in d’aderen zal smullen.
Het pakt goed uit dat Braude het verhaal van Napoleon op Elba vooral laat vertellen door de mensen die hem daar van dichtbij hebben meegemaakt en in (onderschepte) brieven, dagboeken en latere memoires vlijtig en vaak minutieus verslag hebben gedaan van zijn woorden, daden en gemoed: zijn naaste getrouwen hofmaarschalk Bertrand en betaalmeester Peyrusse, de lokale mijndirecteur, een mysterieuze handelaar in olijfolie annex spion, wiens informatie niet wordt geloofd…
En al draait het uiteraard allemaal om de streken van Napoleon, de boeiendste figuur uit ‘De onzichtbare keizer’ is uiteindelijk kolonel Neil Campbell, die hem namens de Engelsen in de gaten moest houden. Hij hield daarvoor een dagboek met akelig veel details bij; een neiging waarmee hij overigens Braude helaas soms heeft besmet. De rechtlijnige Campbell is in het Elbadrama een tragisch-komische held die zich keer op keer door Napoleon laat misleiden. Hierdoor heeft Campbell nogal eens de schuld gekregen van de ontsnapping en dus van het bloedbad in Waterloo – ten onrechte, concludeert Braude. Want de schuld daarvan ligt volgens hem toch nog altijd eerder in ‘de identiteitscrisis van één rusteloze man van middelbare leeftijd’. Blijven oppassen dus bij zo’n signalement.