Recensie van Jim Forest, Alles is genade. Een biografie van Dorothy Day. Damon, 395 blz.
Grote kans dat u niet weet wie Dorothy Day was. Of, zoals het mij verging, eerst denkt aan de actrice Doris Day, die van het liedje ‘Que sera, sera’. Helemaal mis natuurlijk. Toch gaat de Amerikaanse Dorothy Day (1897-1980) door voor een van de invloedrijkste katholieken van haar tijd en hoort ze volgens paus Franciscus thuis in het rijtje Abraham Lincoln, Martin Luther King en Thomas Merton. Er loopt zelfs een procedure om haar officieel heilig te verklaren – iets wat ze zelf, zoals een ware heilige betaamt, ongetwijfeld onzin had gevonden. Onzin of niet: de Nederlandse vertaling van Forests dikke Daybiografie uit 2011 heeft ze zeker verdiend, al was het maar omdat ze veertig jaar na haar dood tot in Amsterdam Zuid-Oost en Amstelveen nog altijd mensen inspireert tot daadwerkelijke barmhartigheid.
Kandidaat-heilige word je natuurlijk niet zomaar en in Days geval lag het bepaald niet voor de hand. In de radicaal-linkse kringen waarin ze als verpleegster en journaliste in de jaren rond de Russische Revolutie haar kostje bij elkaar scharrelde, was iedereen vanzelfsprekend atheïst – al glipte ze graag tussen de middag even een kerk in. Van een kuise levenswandel was al evenmin sprake: ze hield van alcohol en seks, hokte met een vechtersbaas en onderging een abortus, in de hoop dat hij dan bij haar zou blijven. Niet dus. Ook haar tweede grote liefde had geen trek in zoiets burgerlijks als kinderen en huwelijk. Maar toen ze zwanger van hem bleek, koos ze voor de baby en brak ze met de verder best lieve vader. Het verschil met de vorige keer: ze was ondertussen katholiek geworden en wilde niet langer in zonde leven.
Een onbegrijpelijke stap? Niet voor Dorothy Day en Jim Forest, die eerder een biografie van Days tijd-, land- en geloofsgenoot Thomas Merton schreef. Day had altijd al een religieuze hang, was links geworden vanuit een diepe afkeer van armoede, oorlog en onderdrukking en herkende de katholieke kerk als een plek voor de allerarmsten. En toen ze tijdens de grote crisis van de jaren ’30 de profeteske asceet Peter Maurin en zijn ideeën over een vreedzame ‘Groene Revolutie’ leerde kennen, zette ze met succes de krant ‘The Catholic Worker’ op poten. Plus wereldwijd uiteindelijk tientallen ‘huizen van gastvrijheid’, waarin vrijwilligers de werken der barmhartigheid uit Matteüs 25 praktiseerden en waar nodig en mogelijk werk- en dakloos geraakte medemensen voorzagen van eten, kleren en een slaapplaats.
Het leidde tot een indrukwekkend cv, met (uiteraard) hoogte- en dieptepunten. Day schreef de krant vol, liep voorop in hongermarsen, liet zich arresteren, ging in hongerstaking, runde gaarkeukens, moest beslissen wie dat ene ei mocht hebben. Ook kon ze flink uit de slof schieten en zich diepschuldig voelen omdat ze zwom in de luxe van maar liefst drie paar oude sokken. Ze lag overhoop met de belastingdienst en de bisschop, maar mocht in de jaren ’60 (erkenning!) naar het Tweede Vaticaanse Concilie. Ook was ze haar leven lang strikt pacifist, ja, ook tijdens de Tweede Wereldoorlog, de Koude Oorlog en Vietnam. En tegen abortus.
Biograaf Forest had duidelijk schriftelijk materiaal te over en veel completer dan dit hoeft het verslag van iemands leven niet te zijn. Maar echt reliëf krijgt Days verhaal pas in het slothoofdstuk van het boek, als hij zijn eigen herinneringen uit de jaren ’60 aan haar ophaalt. Een heilige? Mwah. Maar wat een persoonlijkheid!