Recensie van Alex Christofi, Dostojevski en de liefde. Een intiem portret van de beroemde Russische schrijver. Uit het Engels vertaald door Catalien van Paasse. Meulenhoff, 300 blz.
Ach ja! Dostojevski! De idioot! We waren zeventien en lazen hem stuk, al lag dat ook aan de lijm in het rugwerk van de voor scholieren betaalbare Amstelpaperbacks. En het was bepaald geen ontspanningslectuur: het duurde even voor je begreep dat met Ganja Adraliónovitsj, Gavríla en Ivólgin één en dezelfde persoon bedoeld werd – dus maakten we lijstjes van de voor-, vaders-, achter- en eventuele koosnaam van alle personages.
Inmiddels durf ik wel te bekennen dat ik indertijd ‘de psychologie’ van het wijdlopige verhaal niet altijd kon volgens, met al die wispelturige, meedogenloze dan wel gekwelde dames en heren, die zo onverstandig waren om op de verkeerde (want niet wederzijds) verliefd te worden en dan maar met een ander besloten te trouwen of toch maar weer niet. En dan al die felle emoties en uitroeptekens!
Lijden
Maar duidelijk was wel: het leven was lijden en Dostojevski had daar kijk op, want die had een schijnexecutie en vier jaar Siberisch strafkamp overleefd. Ook schreef hij, begrepen we, uit eigen ervaring als het over bittere armoede, epilepsie en gokverslaving ging. Maar waar de grens tussen feit en fictie precies lag, was moeilijk te zeggen in een tijd dat je voor meer biografische informatie naar een universiteitsbibliotheek moest en niet even internet op kon.
Toen ik me definitief overgaf aan mijn leesverslaving en letterkunde studeerde, werd ik daar weinig wijzer over. Biografisch lezen was rond 1980 zo goed als taboe: wij leerden tekststructuren doorgronden en het subtiele onderscheid maken tussen teken, betekenis, betekenaar en het betekende. Het leven was inderdaad soms een beetje lijden.
Maar inmiddels bloeit de literaire biografie, naar het lijkt, als nooit tevoren. Voor de meeste lezers is er weinig meer mis met de gedachte dat er een verband is tussen leven en werk van een schrijver: natuurlijk put die ook uit z’n eigen, niet zelden traumatische ervaringen. En dan is de tweehonderdste verjaardag van de grondlegger van de psychologische roman zelf, Fjodor Michajlovitsj Dostojesvki (1821-1881) natuurlijk een mooie aanleiding voor een lekker leesbaar, niet al te academisch boek over zijn leven. Aldus verscheen onlangs de Nederlandse vertaling van Dostoevsky in Love van de Engelse romancier en publicist Alex Christofi.
Eindelijk op de thee bij de tsaar
Dostojevski heeft enorm veel geschreven, maar aan zijn memoires is hij nooit toegekomen: hij had het aan het eind van zijn leven in Petersburg veel te druk met het maatschappelijke succes dat hem eindelijk was toegevallen: diner hier, salon daar, op de thee bij de tsaar. Daarnaast: ook z’n geheugen liet het door zijn epilepsie vaak afweten. Nu, die achterstallige klus heeft Christofi met liefde en lef voor hem geklaard. In ‘Dostojevski en de liefde’ hinkelt hij onbekommerd heen en weer over de ooit zo strenge grens tussen feit en fictie, tussen schrijver en personages.
De basis van de biografie is een vlot geschreven, mild en tamelijk braaf verhaal over wat er aan feitelijks bekend is over Dostojesvki’s leven; de originaliteit ervan zit vooral in hoe Christofi dat verhaal aanvult met cursief afgedrukte romanfragmenten, die je kunt lezen als Dostojevski’s eigen herinneringen of gevoelsimpressies van de vaak heftige gebeurtenissen uit zijn ‘echte’ leven. En die synthese heeft inderdaad een verrassend intiem en autobiografisch effect.
De vele gezichten van de liefde
Met als rode draad de vele gezichten van de liefde. Om te beginnen over de liefde (of het gebrek daaraan) tussen ouders en (onschuldige) kinderen. Over hoe Fjodor op z’n vijftiende al zijn moeder verloor aan de tbc en hoe hij daarna zo snel mogelijk zijn drankzuchtige en gewelddadige vader ontvluchtte. Dostojevski zelf lijkt vooral een zorgzame, toegeeflijke en speelse vader te zijn geweest: de passages over het enorme verdriet na de dood van twee van zijn nog jonge kinderen, hakken er dan ook flink in.
Aan bod komt natuurlijk ook Dostojesvki’s beroemde liefde voor de lijdende naaste: hoe hij zich van socialist ontwikkelt tot diep gelovig Russisch-orthodox christen, die ook weet heeft van mystiek, zo kun je afleiden uit hij vorst Mysjkin, de Christusachtige figuur uit De Idioot, over epilepsie laat vertellen.
Bezeten
Maar Dostojevski en de liefde gaat toch vooral over de drie belangrijkste vrouwen in zijn leven. Over hoe hij in Siberïe bezeten raakt van de (ook al!) tuberculeuze Maria Isajeva, die helaas wel getrouwd is met een (ook al!) alcoholistische ex-douanier – een amateur-psychologisch verband is al gauw gelegd. Maar Maria, eenmaal weduwe, ziet een tijdlang toch meer in een degelijke schoolmeester. En als ze dan eindelijk toch maar wel met Dostojesvki trouwt, knapt ze al tijdens hun huwelijksnacht voorgoed op hem af als hij een epileptische aanval krijgt. Hij trouwens ook op haar, maar van scheiden heeft hij nooit willen weten.
Ook met zijn tweede grote liefde, de vrijgevochten activiste Polina Soeslova, is het een en al lijden en vernedering. Ze zit maandenlang in Parijs op hem te wachten, terwijl hij zijn geld vergokt in Duitse casino’s en is, als hij dan eindelijk komt, ondertussen uitzichtloos verliefd op een onverschillige Spanjaard – Dostojevski laat zich nog lang aan het lijntje houden.
Beantwoorde liefde vindt hij pas na z’n veertigste bij de tweeëntwintig jaar jongere stenografe Anna Snitkina, met wie hij vier jaar door Europa zal zwerven, op de vlucht voorschuldeisers en hebberige familieleden. Ze is behept met een onwaarschijnlijk engelengeduld, verdraagt armoe en honger voor hem en maakt hem zelfs geen verwijten als hij zijn trouwring verpandt, om maar weer te kunnen gokken.
Pandjesbazen
Ja, dan ga je toch meer snappen van al die verknipte drie- en vierhoeksverhoudingen, doortrapte pandjesbazen en opofferingsgezinde zielen uit Dostojevski’s romans, al had Christofi zich meer mogen inhouden bij de psychologische beoordeling van de vrouwen die Dostojevski zo wreed versmaadden. Maar ja, dat krijg je als je als (auto)biograaf ongelukkige liefdesgeschiedenissen vanuit de afgewezen partij beschrijft.
‘Wat is een verhaal anders dan een uitnodiging in de privévertrekken van de geest?’, vraagt iemand in dit boek (ik gok op Christofi zelf) zich retorisch af. Zou dat echt altijd waar zijn? Voor Christofi’s Dostojevski lijkt het wel op te gaan. En het is in elk geval een prima stimulans om gauw De gebroeders Karamazow te herlezen. Of De speler. Of Arme mensen. Of toch maar gewoon weer eens aan De idioot beginnen?
EEN GEREDIGEERDE VERSIE VAN DEZE RECENSIE VERSCHEEN OP 18 SEPTEMBER 2021 IN