Hofdame van prinses Margaret

Recensie van Anne Glenconner, ‘De hofdame. Mijn bijzondere leven in de schaduw van de Britse kroon’. Uit het Engels vertaald door Marja Borg. Ambo|Anthos, 336 blz.


De hofdame van prinses Margaret doet haar eigen boek open.

Ook zo verslingerd geraakt aan ‘The Crown’, die Netflix-serie over koningin Elizabeth II? Dat u nu al uitkijkt naar het vierde seizoen, eind dit jaar? Of verbaast u zich altijd al graag over die rare royals aan de overkant van de Noordzee? Dan hoeft u zich de komende tijd niet te vervelen. Zo verschijnt volgende week ‘Koningin Elizabeth II. De biografie’, de Nederlandse vertaling van Sally Bedell Smith’ kloeke boek uit 2012.

Maar als u echt versteld wilt staan van hoe de allerhoogste Britse adel de dag zoal doorkomt, dan kunt u dit najaar terecht bij de memoires van Anne Glenconner (1932), de oudste dochter van de vijfde graaf van Leicester. Ze was dertig jaar lang de hofdame van prinses Margaret, die nogal stoutige zus van de koningin.

Verwacht van Glenconner trouwens geen ranzige onthullingen over bijvoorbeeld Margarets woelige liefdesleven: op de etiquetteschool voor adellijke meisjes wordt het er al jong ingestampt om niet alleen het juiste op het juiste moment te zeggen, maar ook en vooral ‘het verkeerde ongezegd te laten op het allerverleidelijkste moment’. Daarbij: Anne is voor alles een loyale vriendin, al is ze zeker niet blind voor de eigenaardige hebbelijkheden van al die koninklijke hoogheden, die al vele generaties graag komen jagen en logeren op het enorme landgoed van de Leicesters.

Lakeien aan het schrikken maken

Zo komen we te weten dat de koningin zeer gepikeerd kan raken als je haar na een picknick niet in haar eentje (met huishandschoenen aan) de afwas laat doen. Dat Margaret altijd helemaal iebel werd van zand tussen haar tenen: zie dat als hofdame maar eens diplomatiek op te lossen als de Australische gastheren bedacht hebben dat de prinses met een stel strandwachten op de foto moet. Of dat Elizabeth als kind al standjes uitdeelde als Margaret en Anne op hun driewielertjes door de lange kasteelgangen scheurden en lekker de lakeien aan het schrikken maakten.

Toch zit de charme van ‘De hofdame’ niet alleen in al die bizarre verhalen over de Britse koninklijke familie: Anne’s eigen levensverhaal is minstens zo bijzonder. Als oudste dochter van het zo ongeveer eerste adellijke geslacht van het land wordt ze opgetrommeld om bij de kroning van Elizabeth de fluwelen sleep te helpen dragen. Maar als meisje zal ze nooit de grafelijke titel en het familiebezit kunnen erven; die gaan als er geen zonen, nog eerder naar een (achter)neef.

En als ze aan de man moet, wil haar vader haar het liefst aan zijn beste vriend slijten: een formidabel schutter, maar wel dertig jaar ouder dan Anne. Dat aanbod weet ze af te houden, hoewel de tijd gaat dringen als ze te verlegen is om tijdens al die debutantenbals indruk te maken op een edelman van haar eigen leeftijd.

Slecht bloed en bleekmiddel

Wanneer ze dan eindelijk wederzijds verliefd is geworden op een aanstaande graaf, wordt ze opeens gedumpt omdat zijn vader heeft ontdekt dat twee verre nichtjes van Anne in een gesticht zitten en hij zijn familielijn natuurlijk niet wil laten bezoedelen met ‘slecht bloed’. Uiteindelijk komt ze thuis met Colin Tennant, de extreem rijke, volgende baron van Glenconner, al vindt haar vader deze ‘nouveau riche’ ver beneden haar stand, want die titel bestaat pas sinds 1911 en dat fortuin is te danken aan de uitvinding van – nou ja zeg! – bleekmiddel.

Maar Anne laat zich niet afschrikken en trouwt met deze flamboyante charmeur, de gangmaker van alle exorbitante feestjes van prinses Margaret. Ze zal zich inderdaad nooit vervelen met een man die zo excentriek mogelijk probeert te leven, graag shockeert en haar om de haverklap meedeelt dat ze alweer gaan verhuizen. Die een vervallen Caribisch eiland koopt en omtovert tot een extravagant lustoord voor de internationale jetset.

Helaas heeft Colin ook verontrustende kanten: hij krijgt om het geringste angstaanjagende woedeaanvallen, ligt regelmatig als een klein kind publiekelijk op de grond te krijsen en geeft Anne overal de schuld van. Ze houdt zich dan maar zo gedeisd mogelijk, want waar moet ze heen? Als ze zwanger van haar eerste naar het huis van haar moeder besluit te vluchten, ontvangt die haar met de woorden: ‘Ga meteen terug. Je bent met hem getrouwd.’

Uithuizige functie

Gelukkig zal prinses Margaret haar wat luwte bieden met het hoogst eervolle verzoek of Anne haar hofdame wil worden – een heerlijk uithuizige functie die, vermoedt Anne, vriendin Margaret speciaal voor haar heeft verzonnen. Het heeft Colin er overigens niet van weerhouden zijn vrouw nog tot na zijn dood nog een paar gemene loeren te draaien.

Tragisch is ook Anne’s verhaal over hoe vanzelfsprekend ook zij het vond dat de adel de opvoeding van zijn kinderen ijskoud uitbesteedde aan nanny’s, gouvernantes en kostscholen: samen eten was er nauwelijks bij, over gevoelens sprak je niet en het was volkomen normaal dat je je kinderen maandenlang niet zag; je sociale plichten als echtgenote gingen immers altijd voor.

Dus heeft ze niet in de gaten dat hun oudste zoon al op z’n zestiende verslaafd is aan de heroïne; hij zal pas na heel veel ellende (waaronder zijn onterving) weer op het padje komen, maar toch nog voor z’n veertigste overlijden.  Als ondertussen Anne’s tweede zoon – voorpaginanieuws! – aids blijkt te hebben, krijgen haar kinderen haar prioriteit, helemaal wanneer dan ook nog haar jongste zoon na een motorongeluk vier maanden in coma ligt. Wanneer het ziekenhuis hem al heeft opgegeven, weet ze hem met een handoplegster, een nieuwe, zinnenprikkelende therapie  en eindeloos veel aandacht weer op de been te krijgen.

Wachten op de groene flits

En nu loopt Anne Glenconner tegen de negentig, kan ze zich als weduwe en grootmoeder eindelijk ontspannen en is ze vast van plan honderd te worden. En laat ze in het kielzog van ‘The Crown’ alvast een verzameling verrukkelijke anekdotes na over een wonderlijk milieu en twee oude vriendinnen, die allebei deden wat gedaan moest worden en jarenlang graag samen met een drankje erbij naar de zee zaten te kijken, wachtend op dat zeldzame moment dat de ondergaande zon even helemaal groen is. Die magische ‘groene flits’ hebben ze al met al nooit gezien. Maar gelachen hebben ze wel.


Anne Glenconner, ‘De hofdame. Mijn bijzondere leven in de schaduw van de Britse kroon’. Uit het Engels vertaald door Marja Borg. Ambo|Anthos, 336 blz.

Sally Bedell Smith, ‘Koningin Elizabeth II. De biografie.’ Uit het Engels vertaald door Marjolein Hazelzet en Annemie de Vries. Nieuw Amsterdam, 640 blz.


EEN GEREDIGEERDE VERSIE VAN DEZE RECENSIE VERSCHEEN OP 29 AUGUSTUS 2020 IN