Recensie van Luc Van den Broeck en Sarah De Grauwe, De amazone van de Franse Revolutie. Het verhaal van Théroigne de Méricourt. Vrijdag, 264 blz.
Volgens meesterbiograaf Stefan Zweig was ze een hysterische karikatuur van Jeanne d’Arc, Charles Baudelaire noemde haar een minnares van het bloedbad en Alexander Dumas achtte haar schuldig aan de moord op een journalist. Ook in haar eigen tijd, in de Franse Revolutie, kreeg Anne-Josèphe Théroigne (1762-1817) er al van langs: ze werd in de pers afgeschilderd als een sloerie, op straat afgeranseld door jakobijnse tricoteuses en ook haar meeste (mannelijke) medepatriotten vonden haar ideeën over gelijke rechten voor vrouwen maar belachelijk.
Wie was deze vermaledijde Théroigne, die boerendochter uit Marcourt, een dorpje bij Luik? Die in mei 1789 naar Parijs kwam om de Franse Revolutie mee te maken en zich daar steeds fanatieker in stortte? Van den Broek en De Grauwe, twee mede-Belgen, zetten speciaal voor het Nederlandstalige publiek de (soms tegenstijdige) feiten en documenten over haar spectaculaire levensverhaal eens rustig op een rijtje. En inderdaad, een keurige dame was Théroigne niet: ze had op haar zesentwintigste al heel wat achter de rug als uitgebuit en weggelopen dienstmeisje, maîtresse van een royale, al te flamboyante Engelsman en mislukte operazangeres in Italië.
Maar in Parijs maakt ze in haar amazonekostuum furore op de publieke tribune van de Assemblée Nationale en raakt ze bezeten van de Franse Revolutie. Ze is op 5 oktober 1789 getuige (of aanstichtster?) van de beruchte marktvrouwenmars op Versailles, bedenkt onderscheidingen (met kokarde) voor verdienstelijke patriotten en houdt ophitsende redevoeringen. En dan, in januari 1791, wordt ze ontvoerd naar Oostenrijk, omdat de geheime dienst van keizer Leopold (de broer van Marie-Antoinette) haar verdenkt van opruiing, spionage en samenzwering – een avontuur dat ze wonderbaarlijk overleeft.
Terug in Parijs worden de terreur, bloeddorst en chaos (ook in haar hoofd) haar te veel en uiteindelijk wordt ze in juni 1794 gearresteerd, een maand voor de val van de leider van het schrikbewind, Robespierre. De guillotine blijft haar evenwel (gelukkig?) bespaard: haar broer laat haar krankzinnig verklaren en in een gesticht opnemen. Daar overlijdt ze 23 eenzame en beklagenswaardige jaren later, inmiddels helemaal van haar verstand beroofd.
Wat voor Frankrijk en Théroigne begon als een spannend avontuur, ontaardde in een hels drama. En was ze inderdaad voorbestemd voor de waanzin? Schizofreen misschien? Of ontspoorde ze in die revolutionaire omstandigheden vooral door een overdosis aan psychische opdoffers en haar gebrekkige sociale inzicht, zoals arts Van den Broeck met hedendaags mededogen suggereert? Wie zal het zeggen? Maar dit indringende en verdienstelijk gedocumenteerde verhaal van een zeldzaam onstuimig boerenmeisje uit Marcourt, zal mij nog lang bijblijven.