Interview met Andrea Marcolongo, schrijfster van ‘De geniale taal. Waarom we allemaal van het Grieks moeten houden’ (2018) en ‘De heldenmaat. De mythe van de Argonauten en de moed om lief te hebben’ (2019)
Ze is met haar tweeëndertig jaar verrassend jong voor een gevierd classica. Blauwogig en blond, net als de meeste Griekse godinnen en heldinnen bij Homerus – toch een beetje vreemd als je bedenkt dat de Grieken zelf meestal donker haar hebben. Met op haar enkel een hippe tatoeage van het labyrint van Knossos, waar volgens de mythologie ooit een bloeddorstig monster opgesloten zat, totdat Theseus dat dankzij een verliefde Ariadne wist te verslaan.
De Italiaanse Andrea Marcolongo werd op het gymnasium ook verliefd, maar dan op het Oudgrieks, de taal van Homerus en Plato. Ze schreef er in 2016 een boek over, hoewel al haar vrienden haar voor gek verklaarden. Want wie, buiten misschien twee gespecialiseerde lezers, zou zich nou interesseren voor zo’n ouwe dooie taal? Marcolongo liet zich niet afschrikken en ‘De geniale taal’ werd een bestseller. De teller staat wereldwijd inmiddels op zo’n 500.000 exemplaren met vertalingen in zevenentwintig verschillende talen.
Ook in het Grieks?
“Ja natuurlijk! Dat was de eerste uitgave!”
En? Wat vonden ze ervan in Griekenland?
“Wel, in het begin maakte ik me zorgen. Ik ben een Italiaanse die over Oudgrieks schrijft. Grieks is niet mijn taal, ik ben er niet geboren, dus waren het mijn zaken wel? Maar de Griekse lezers bleken er trots op te zijn dat een buitenlander een boek over hun taal had geschreven. Ze zijn mijn grootste fans.” Ook elders in de wereld werd Oudgrieks door Marcolongo’s succes opeens ‘cool’: “Ik hoorde mensen trots zeggen: ‘Ik had Oudgrieks op het gymnasium’ of: ‘Nee, ik ga vanavond niet naar de sportschool, want ik doe een cursus Oudgrieks.’”
Je bent sinds het gymnasium verliefd op het Oudgrieks, vertel je. Hoe ging dat? Werd je geraakt door een pijl van Eros, zoals Medea toen ze Jason zag?
“Nee, het was geen liefde op het eerste gezicht. In het begin vond ik het heel moeilijk, het was eerder een uitdaging. Pas na drie, vier jaar ben ik die uitdaging aangegaan en nam ik me voor om niet meer als een Italiaanse tiener te denken, maar om in het Oudgrieks te gaan denken en zo Plato en Homerus echt te gaan begrijpen.”
Hè? Je denkt in het Oudgrieks?
“Ja. Altijd. Elke dag meer.” En daarbij doelt Marcolongo met name op de grammaticale eigenaardigheid dat je in het Oudgrieks aan de verbuiging van een werkwoord kunt aflezen welke kwaliteit de handeling voor de spreker had, hoe die zich ertoe verhield. Zo kun je bij Homerus al uit de vorm van het werkwoord opmaken dat Helena woedend op zichzelf was dat ze door Paris was geschaakt en daardoor een lange oorlog had ontketend.
Die aandacht voor het hoe is volgens Marcolongo een belangrijk mentaal verschil met bijna alle modernere talen, die met hun verleden, tegenwoordige en toekomstige tijden van het werkwoord vooral het wanneer een gebeurtenis willen vastleggen. De oude Grieken hadden daar nauwelijks belangstelling voor, stelt Marcolongo: “Het Oudgriekse concept van tijd is heel anders dan dat van ons. In het Oudgrieks heb je ook de zogenaamd ‘aoristus’, wat ik de ‘verleden tegenwoordige tijd’ van het werkwoord noem: die geeft aan dat een handeling eenmalig was maar voor de spreker losstaat van de tijd. Tegenwoordig zijn we gevangenen van de tijd. Niet omdat we horloges hebben, maar omdat we elke gebeurtenis verdelen in verleden, heden en toekomst en zo de nuance kwijt zijn geraakt dat de toekomst geen verrassing is en dat het heden verbonden is met het verleden, dat we zijn opgebouwd uit het verleden. Dat bedoel ik als ik zeg: de toekomst ligt achter ons.”
Lyrisch wordt Marcolongo ook van de zogenaamde ‘dualis’ in het Oudgrieks, een vorm van het zelfstandig naamwoord naast het enkel- en meervoud, waarmee je uitdrukt dat een tweetal een verbonden paar is: ‘één plus één is één bestaande uit twee’. Ogen, handen, voeten. Broers, bondgenoten, een koppel paarden. Geliefden.
“De dualis is iets heel intiems. Je kunt een kind verwachten in de dualis; het betreft meestal paren die door de liefde aan elkaar verbonden zijn. Maar het kan ook over vijanden gaan, vijanden zijn immers ook koppels, ook oorlog schept een band.”
In je boek geef je negen redenen waarom we van Oudgrieks zouden moeten houden. Maar wat vind je er nu echt het allermooiste aan?
Daar moet Marcolongo even over nadenken. Maar dan, resoluut: “De vrijheid van de taal. Als we vandaag spreken of schrijven verwachten we een bepaalde woordvolgorde: onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp. Maar dankzij het systeem van naamvallen was de woordvolgorde in het Oudgrieks helemaal vrij. Ook de keuze voor dat tijdloze aspect van het werkwoord en de dualis was niet verplicht, het was geen kwestie van goed of fout, maar een vorm van zelfexpressie. Ik zeg altijd: er waren net zoveel variaties van het Oudgrieks als sprekers en toch begrepen de mensen elkaar. Het was een heel heldere taal.”
Je zegt zelfs, ik citeer, “dat Grieks bijdraagt aan de ontwikkeling van je talent om te leven, lief te hebben en hard te werken, om keuzes te maken en verantwoordelijkheid te nemen voor successen en mislukkingen.” Word je van Grieks een beter mens?
“Grieks is voor mij een manier om mezelf en ook de ander beter te begrijpen. Ik heb mijn boek niet geschreven om te beweren dat Oudgrieks beter is dan Latijn of welke taal dan ook. Het gaat om passie, het maakt niet uit waarvoor. Voor mij is dat Oudgrieks, voor iemand anders kan het thee of wijn zijn. Of dat je journalist wilt zijn, ook al zegt iedereen dat je dat niet kunt. Als je ergens echt van houdt, het echt bent toegewijd, dan kun je jezelf ontdekken. Dat is het belangrijkste.”
Je kunt je trouwens flink opwinden over hoe er op gymnasia Grieks wordt gedoceerd, met lesmethoden waardoor scholieren er een hekel aan krijgen
“Ik hoor inderdaad van veel mensen over hoe ook zij geleden hebben op het gymnasium, over wrede leraren en dat ze op hun vijftigste nog steeds nachtmerries hebben van Oudgrieks. Toen ik ‘De geniale taal’ schreef, voelde ik me nog een scholier die voor morgen honderd woordjes moest leren. Maar nu ik ik weet niet hoeveel scholen binnen en buiten Europa heb bezocht, kan ik me geen andere manier voorstellen om Grieks te leren. Al vind ik het natuurlijk tof dat mijn boek op scholen in Italië, Frankrijk en Spanje wordt gebruikt.”
Ik neem aan dat je meeste lezers een achtergrond als gymnasiast hebben?
“Nee, ook tot mijn verbazing is dat niet zo. Ik denk dat tachtig procent van mijn lezers vooraf geen Oudgrieks kende, die hadden het geluk dat ze er nooit over hebben hoeven nadenken of het wel nuttig is of niet te moeilijk is.
In Europa denkt iedereen dat de studie van de klassieken iets voor de elite is. Maar ik kan je vertellen dat in mijn familie nog niemand had gestudeerd, geen Grieks, niets. Mijn vader bijvoorbeeld had geen idee wat Grieks was, hij zei altijd: ‘Mijn dochter studeert rare talen.’ En ik herinner me nog goed hoe ik als meisje van veertien jaar met een woordenboek Oudgrieks bij de bushalte stond en geen benul had wat me op school te wachten stond.”
De meeste dingen die je zo mooi vindt aan het Oudgrieks zijn inmiddels verdwenen. Vind je dat jammer?
“Nee. Het is natuurlijk dat talen zich ontwikkelen, je kunt talen niet in de gevangenis stoppen om hun zuiverheid te bewaren. Maar ik zou het geweldig vinden om iemand te ontmoeten die echt Oudgrieks kon spreken, want over de uitspraak ervan blijft het gissen. Terug naar het oude Griekenland om de taal te bestuderen? Voor drie minuten, ja, misschien een half uur. Maar er wonen? De Griekse maatschappij was echt seksistisch. Ik ben een vrouw, dat zou erg ingewikkeld worden. Misschien in mijn volgende leven.”
‘De geniale taal’ gaat over passie en liefde, net als Marcolongo’s nieuwe boek, ‘De heldenmaat’. Ze spiegelt daarin de huidige tijd aan de mythe van Jason en de Argonauten, die de zee opgaan om het Gulden Vlies te ontfutselen aan de koning van het verre Kolchis. Daarbij werd Jason op de cruciale momenten geholpen door een smoorverliefde Medea, de dochter van de koning. Wat sprak Marcolongo zo aan in deze mythe?
“Ik heb dit verhaal gekozen omdat het de oudste en tegelijkertijd ook de meest hedendaagse Griekse mythe is. Ik schrijf niet over een ver verleden, ik schrijf over het heden. Ik zie bijvoorbeeld dat de moderne maatschappij met de dag competitiever wordt: je scoort pas als je de beste bent. Terwijl de held Jason niet perfect en de mooiste en de rijkste is, maar een normaal, feilbaar mens is. Ik dacht: wow, dat is iets revolutionairs! Vandaag de dag voelen we ons schuldig als we falen, niet voldoen aan alle niveau-eisen, de doelen niet halen: dan staan we buitenspel.
De oude Grieken schaamden zich niet als ze faalden. Als ik de Argonauten noem, dan zegt iedereen: ja, van die scheepsreis, van het Gulden Vlies! Maar we zijn vergeten dat ze schipbreuk leden. Het gaat erom dat ze toch doorgingen. Dat zie je ook in de etymologie van het woord ‘falen’: het komt van de Indo-Europese wortel van het woord voor ‘vallen’. Als je leert lopen, is vallen geen drama: je hoeft alleen maar overeind te komen, door te falen leert een kind het leven en zichzelf kennen. Als we zo over falen gaan denken, kunnen we anders, minder angstig leven.”
Over etymologie gesproken: je stopt heel wat weetjes over de oorsprong van woorden in je boeken…
“Ik ben inderdaad altijd bezig met etymologie, ook voor mijn volgende boek. In bijna elk woord zit wel iets anders. Mijn vrienden sturen me vaak een tekst met de vraag: waar komt dit woord vandaan? Etymologie is een goede manier om je eigen taal te leren kennen.”
Als ik over Jason en Medea hoor, denk ik meteen aan het verhaal dat zij hun kinderen vermoordt als hij haar verlaten heeft voor een andere vrouw. Jouw Medea verraadt weliswaar haar familie, maar is toch vooral een verliefd jong meisje, dat hand in hand met haar Jason op weg is naar een happy ending in Griekenland. Waarom heb je wrede en tragische scènes weggelaten? Passen die niet in jouw verhaal over de liefde?
“Die moorden kennen we uit Euripides’ tragedie en ik zie de liefde zeker niet als een Hollywoodfilm, van ‘love is in the air’: liefde kan namelijk echt een donkere kant hebben. Maar ‘De heldenmaat’ is gebaseerd op de mythe zoals Apollonius van Rhodos die heeft opgeschreven. De kindermoord komt bij hem niet voor, al stipt hij wel even aan welke vreselijke krachten er in Medea schuilen. Dat verhaal was algemeen bekend; Homerus zei eeuwen eerder al: over Jason en de Argonauten hoef ik niet te vertellen, dat weet immers iedereen.
Apollonius stopt als Jason en Medea terugkomen in Griekenland om te trouwen en dat is het. Ik houd van zijn verhaal omdat het over terugkeren gaat, over ‘nòstos’, over de weg terug naar huis. Mythologie gaat bijna altijd over terugkomen: de Odyssee gaat erover, het verhaal van de Argonauten gaat erover. Kolchis was niet het einde van de Jasons en Medea’s reis naar de volwassenheid, maar het keerpunt, meer niet. Je moet altijd verder. Daar gaat het om.”
Wie is Andrea Marcolongo?
De Italiaanse schrijfster en reizigster Andrea Marcolongo (1987) studeerde Oudgrieks en Latijn in Milaan; ook bekwaamde ze zich aan de ‘Scuola Holden’ van literator-filosoof Alessandro Barrico in ‘storytelling’ – inmiddels geeft ze er zelf les. Daarnaast was ze een poosje tekstschrijver voor de centrum-linkse premier Matteo Renzi, een ervaring waar ze trots op is, maar ‘die nu drie eeuwen geleden lijkt’; ze stopte ermee omdat ze er niet meer achter kon staan. Marcolongo heeft op vele plaatsen in de wereld gewoond, zoals als Sarajevo, waar ze haar tweede boek, ‘De heldenmaat’ schreef. Momenteel woont ze in Parijs.
Haar boeken:
- ‘De geniale taal. Waarom we allemaal van het Grieks moeten houden’ (2016). In 2018 uit het Italiaans vertaald door Emilia Menkveld. Wereldbibliotheek, 190 blz.
- ‘De heldenmaat. De mythe van de Argonauten en de moed om lief te hebben‘ (2018). In 2019 uit het Italiaans vertaald door Miriam Bunnik en Mara Schepers. Wereldbibliotheek, 207 blz.
EEN GEREDIGEERDE VERSIE VAN DIT INTERVIEW VERSCHEEN OP 5 OKTOBER 2019 IN