Recensie van Kemal Rijken, De Westermoskee en de geschiedenis van de Nederlandse godsdienstvrijheid. Atlas Contact (2014), 318 blz.
Vijf sterren
De schrijver
Kemal Rijken (1980) is historicus, politicoloog en journalist. Hij heeft een Nederlandse moeder en een Turkse vader, die heilig gelooft in de scheiding tussen moskee en staat zoals de seculiere Kemal Atatürk die indertijd heeft ingevoerd. Rijken heeft een bijzondere belangstelling voor minderheden, blijkens zijn boek Roma (2012), over de geschiedenis van de Nederlandse Sinti en Roma. Daarnaast zit hij als ‘mystery burger’ regelmatig op de publieke tribune bij gemeenteraadsvergaderingen ergens in Nederland, om de lokale bestuurders vervolgens in een column voor het tijdschrift Binnenlands bestuur tips te geven over hoe het beter kan.
De thematiek
De Westermoskee gaat vooral over gelazer. Want wat ooit in 1989 begon als een droom van Üzeyir Kabaktepe over een eigen Milli Görüş-moskee in Amsterdam, liep al gauw uit op een slepend en slopend gevecht met deelgemeenten en woningbouwverenigingen, met geldschieters en achterban, met architecten, aannemers en omwonenden.
Het boek gaat niet in de laatste plaats over de strijd binnen Milli Görüş zelf: tussen ambitieuze voorzitters en eigengereide directeuren, de leiding in Ankara en Keulen, over coups en dubbele agenda’s. Rijken is voor dit boek diep in de dossiers gedoken en heeft een respectabel aantal betrokkenen aan de praat gekregen.
En wie denkt dat verhalen over bestemmingsplannen, bezwaarschriften en ambtelijke procedures saaie kost zijn, heeft het mis: De Westermoskee gaat over verdwenen miljoenen en notulen, spionerende taxichauffeurs en dreigend ogende sportschooleigenaren. En vooral over grote ego’s, bij alle partijen. Het is een ronduit een wonder dat de moskee er nu, vijfentwintig jaar later, staat – althans de buitenkant, want het is nog potduister of er wel geld is voor de inrichting of exploitatie.
Opvallendste stelling
Hoe actueel de reconstructie van alle gedoe rond de Westermoskee ook is, het interessantste aan zijn boek zit in de subtitel: en de geschiedenis van de Nederlandse godsdienstvrijheid. In zes intermezzo’s behandelt historicus Rijken even zo veel periodes uit met name de Amsterdamse geschiedenis, waarin religieuze minderheden als joden, hernhutters en katholieken niet langer genoegen namen met gedoogde, maar onzichtbare achterafzaaltjes. Nee, ze eisten trots hun rechten op, ook in architectonische zin. Wat overigens zelden zonder slag of stoot ging. De parallellie ligt voor de hand.
Mooiste zin
De mooiste, maar nog altijd moeilijkste te realiseren zin in dit boek komt niet van Rijken, maar gewoon van Thorbecke, uit de grondwet van 1848: “Ieder belijdt zijn godsdienstige mening met volkomen vrijheid; Aan alle kerkgenootschappen in het Rijk wordt gelijke bescherming verleend; Alle openbare oefeningen van godsdiensten worden toegelaten voor zover de publieke orde niet in het geding is; De koning waakt ervoor dat alle kerkgenootschappen zich houden binnen de palen van gehoorzaamheid aan de wetten van de staat; en de kerkgemeenschappen hebben een vrije keus in het aanstellen van hun leraren.”
Redenen om dit boek niet te lezen
Rijkens keuze om de Westermoskee-affaire in het historische licht van de Nederlandse godsdienstvrijheid te plaatsen is buitenproportioneel. Op andere plaatsen in Nederland (Rotterdam, Almere) heeft de bouw van een nieuwe, herkenbare moskee bijvoorbeeld aanmerkelijk minder voeten in aarde gehad. Struikelden al die hete en harde koppen in Amsterdam toch niet vooral over hun eigen tenen? Gevalletje mensheid op z’n smalst?
Redenen om dit boek wel te lezen
Met De Westermoskee en de geschiedenis van de Nederlandse godsdienstvrijheid heeft u twee prima boeken voor de prijs van één: een spannende politieke thriller annex soap met een nog open einde èn een degelijk stuk vaderlandse godsdienstgeschiedenis. Waarin heel wat minder bekende feiten boven tafel komen, bijvoorbeeld over de manier waarop de Oranjes in de loop der eeuwen er richting aan hebben willen geven.
Ook sterk is dat Rijken duidelijk maakt dat religie geen bijzaak is: de Nederlandse geschiedenis is ervan doordrenkt, ook in onze officieel zo seculiere tijd. En dat alles in leesbare, opvallend levendige taal. Want manneman, wat kan die Rijken schrijven!