Waanzin, een zegen voor de mensheid

Interview met André Klukhuhn, chemicus, filosoof en schrijver van Over de grenzen van de rede. Amsterdam: Prometheus/Bert Bakker (2015).

Copyright Foto’s André Klukhuhn: Patrick Post


Vanuit evolutionair oogpunt is waanzin noodzakelijk. Alle belangrijke kunstenaars, filosofen, wetenschappers en mystici waren gek, betoogt filosoof André Klukhuhn.


André Klukhuhn (copyright foto: Patrick Post)

Na de slaven, de arbeiders, de vrouwen en de homoseksuelen zijn de waanzinnigen aan de beurt om zich te emanciperen, stelt filosoof André Klukhuhn in zijn nieuwste boek, Over de grenzen van de rede. En niet alleen omdat een menswaardige en respectvolle behandeling voor de waanzinnigen zelf natuurlijk veel prettiger is – de geschiedenis staat bol van de gruwelijkheden waarvan je als gek het slachtoffer kon worden, soms zelfs vanuit de beste bedoelingen. Maar ook omdat we met z’n allen niet zonder mensen kunnen aan wie een of veel steekjes los zitten. Waanzin (waaronder Klukhuhn ook religieuze ervaringen rekent) is zelfs cruciaal voor de instandhouding van de menselijke soort, is agnost Klukhuhns conclusie.

Kaft Klukhuhn, Over de grenzen van de redeVanwaar uw belangstelling voor waanzin?

“Ik heb altijd geschreven over de zin, over de rede en het denken. Maar op een gegeven moment ben ik tegen mijn grenzen aangelopen en dan kom je aan de andere kant, aan de kant van de waanzin. Iedereen heeft natuurlijk zijn persoonlijke ervaringen op dat gebied. Verbroken relaties waardoor je psychotisch werd. Wij gebruikten indertijd nogal wat drugs, lsd. Daar ben ik wel eens een keertje fout mee gegaan. Of lees mijn hoofdstuk over Piet Vroon, dat was een heel goede vriend van me. Die heb ik ten onder zien gaan, van licht gestoord tot totaal mataglap. Aanleiding genoeg dus voor een boek over de grenzen van de rede.”

“Een belangrijke metafoor in mijn boek is de tuin, als het gebied van de rede, waar alles ordelijk en keurig aangeharkt is, met een schutting eromheen. Maar om die tuin heen, achter die schutting ligt een oerwoud van emoties en waanzin. Mijn stelling is: om te weten wat die tuin is, moet je tenminste één keer in dat oerwoud vertoefd hebben. Niet te lang of te vaak, maar je moet er wel geweest zijn. Dat maakt een hele hoop duidelijk.”

Zoals?

“Dat er geen normale mensen zijn en waanzinnigen. Er zijn alleen normale mensen die zo af en toe waanzinnig worden, omdat iets ze triggert. Waanzin ligt bij ons allemaal op de loer. We hebben allemaal die dubbele structuur in ons: de tuin en het oerwoud, verstand en emoties, de rede en de waanzin. Toch gaan we heel raar en gewelddadig met waanzinnigen om. Ze worden het water opgestuurd, in koude baden geflikkerd, gemarteld, Foucault beschrijft dat zijn Geschiedenis van de waanzin. Maar wie houdt er nou mensen onder water tot ze bijna stikken om ze ergens van te genezen? Dan ben je toch niet goed bij je hoofd? Dat is toch geen gezonde manier om met waanzin om te gaan?”

“Iedere keer als wij in zeer geordende tuin zitten, dan gaat het mis. Dat hebben we in de geschiedenis al een paar keer meegemaakt, dat er vanuit de tuin gezegd wordt: het zit zo en zo, zo moet je denken en zo moet je doen, en dat mag niet en als je het wel doet: kop eraf! Ook de wetenschap heeft dat gedaan: het primaat opeisen. Van: dit is de juiste manier van denken en wie het anders doet of ziet, die is dom, slecht en fout.”

“En juist die sociale diskwalificatie, die amputatie maakt zoveel mensen depressief en ziek. Vrouwen bijvoorbeeld, omdat ze zich moeten aanpassen aan de masculiene normen. Het overkwam ook Thomas Kuhn en Paul Feyerabend, twee wetenschapsfilosofen die ik zeer hoog waardeer. Piet Vroon ook, ja. Die raakten in zware psychische problemen, omdat de universitaire goegemeente ze voor gek verklaarde. Ze werden geëxcommuniceerd, mochten niet meer op het instituut komen. Nou, daar word je behoorlijk depressief van, zeker als je daar enige aanleg voor hebt. Ikzelf heb dat niet zo, nee.”

Dat klinkt naar de antipsychiatrie uit de jaren ’70.

“Toen werden alle deuren van de inrichtingen opengezet en werd iedereen naar buiten gestuurd met de boodschap: je bent normaal en ga je gang maar. Natuurlijk is dat mislukt, dat was totale waanzin. Wie verzint dat nou? Om mensen in de problemen de straat op te sturen, van zoek het maar uit? Maar er zat een kern van waarheid in, want waanzin heeft ook een positieve kant.”

“Het positieve van de waanzin is dat we ons als soort steeds moeten aanpassen aan een veranderende wereld, dat is gewoon de evolutie. We hebben er dus alle belang bij om zoveel mogelijk variëteiten van onszelf de ruimte te geven en zo onze grenzen uit te testen en te verleggen. Daar zijn we allemaal de hele dag mee bezig, dat is één van onze karakteristieke bezigheden, hoewel je dat niet zo merkt aan mensen die in een zitkuil in Almere wonen. Maar of het nou gaat om het klooster of sportwedstrijden: als mens neem je geen genoegen met zoals het zit. Je wilt net even harder lopen dan iemand anders, je wilt je lichaam teisteren met onthouding. Het Guinness Book of Records staat vol met de meest absurde voorbeelden daarvan. En dat kan uit de hand lopen en dan breekt het touwtje. Maar evolutionair gezien is de waanzin uiterst nuttig, noodzakelijk zelfs.”

Is dat niet een bij uitstek redelijk argument?

“Natuurlijk is dat een redelijk argument. Want als je de uitzonderingen wegsnoeit, dan houd je een kaal kerstboompje over met allemaal dezelfde ballen en dat is onze ondergang. Je veredelt de soort niet door eugenetisch in te grijpen met gedwongen sterilisatie of erger, maar juist door hem zijn gang te laten gaan. We moeten de waanzin dus niet onderdrukken, maar we moeten zo goed mogelijk ons voordeel doen met de creatieve kanten ervan. Koesteren zelfs. Want ik kan rustig zeggen: alle belangrijke kunstenaars, filosofen, wetenschappers en mystici waren gek. Mensen die nieuwe analogieën vonden en de vreemdste gedachtesprongen maakten.”

“Archimedes bijvoorbeeld. Die was totaal geobsedeerd door de wiskunde. At niet, stonk, werd gevoerd en in bad gestopt door z’n vrienden. En dan zat hij in het bad nog met z’n vinger wiskundige figuren te tekenen, hij kon daar niet mee ophouden. Hij was niet aanspreekbaar, zat altijd met z’n hoofd in de wiskunde, zou nu sociaal niet functioneren. Zijn dood is nog te wijten aan het feit dat hij geen tijd had om met een Romeinse soldaat mee te gaan die hem kwam ophalen.”

Geldt dat echt voor alle genieën? Immanuel Kant was toch een heel ordelijk man.

“Tot aan het waanzinnige toe. Hij liep elke dag hetzelfde rondje; als Kant voorbij kwam, zette iedereen z’n horloge gelijk. En er was één dag dat hij niet langskwam, omdat hij in Emile van Rousseau zat te lezen en de tijd vergeten was. De hele stad was in paniek.”

Er bestaat kortom een rechtstreeks verband tussen waanzin en genialiteit.

“Ja, dat denk ik wel. Genieën wijken af het gemiddelde, verleggen grenzen en dan zit je meteen al in de hoek van de waanzin. Ze zien dingen die anderen niet zien, ze zien iets anders dan anderen. De dichter-tekenaar William Blake bijvoorbeeld had visioenen, die zag als kind het hoofd van God voor zijn raam. Of zoals Van Gogh het zei: wij kunstenaars leren de anderen zien.”

Zieners, visioenen, openbaringen. In een religieuze context zijn dat geen negatieve begrippen. Welke rol speelt religie in uw verhaal?

“Als je zelf geen visioenen hebt en je meent de baas te zijn, dan is iedereen die ze wel heeft, niet goed bij z’n hoofd. Maar in de natuur gebeurt niets voor niets. Als iemand een engel ziet verschijnen, dan is het buitengewoon interessant om te kijken waar dat vandaan komt, in plaats van hem tot niet goed wijs te verklaren, want dat is alleen maar een verschrikkelijk bewijs van onmacht. Ik heb geen paranormale ervaringen en doe ook niet aan magnetische handoplegging, maar je komt er niet mee weg door te zeggen: die mensen zijn niet goed bij hun hoofd. Op dat gebied valt nog heel veel te ontdekken, willen we daar de kracht of de kwaliteit van onderkennen. Het is allemaal onontgonnen terrein, het is echt een oerwoud, een terra incognita, met weinig bekende paden.”

“Daarbij komt dat de wetenschap haar grenzen wel zo’n beetje heeft bereikt; sinds het begin van de jaren ’60 is daar niets fundamenteels of interessants meer gebeurd, dat is klaar, daar komen we niet meer mee vooruit. Maar er moet wel iets gebeuren. Het is wachten is op een doorbraak en misschien komt die doorbraak wel uit het oerwoud en niet uit de tuin. En dan komt ook de religie in beeld.”

“Want religie hoort bij het oerwoud: het gaat over het onbekende en vreemde, over wat niet binnen onze rationale samenleving past. En waar de wetenschap ophoudt – en dat is al heel gauw – daar begint een godvormig gat, waarin alles zit wat we niet kennen of begrijpen. Sommige mensen hebben daar God zitten. Atheïsten zeggen: ik heb geen bezwaar tegen een gat. Anderen stoppen er muziek, dans en zang in, er zijn allerlei varianten.”

Bent u religieus?

“Nee. Ja. Ik heb een enorm… Flauwekul. Ik ben wel religieus natuurlijk, ik denk niet dat het zomaar kan allemaal. Er is wel iets meer aan de hand. Dat is het, verder kom ik niet. Ik ben een agnost. Ik weet het niet. Het kan zijn dat ik overlijd en dat ik voor een troon verschijn en dat daar God zit, die zegt: “Nou heb ik zo’n dik boek geschreven! Ik heb het er allemaal in gezet! Maar nee hoor! Jij wou er weer niet aan! Wat moet ik nog meer doen? Mijn eigen zoon offeren? Maar jij had een bord voor je kop!” Het zou kunnen, ik sluit het niet uit. Maar ik denk het niet. Maar de mensen die dat wel vinden, die verklaar ik niet voor gek, nee.”

“En nu we het over de toekomst hebben: ik kijk uit naar een wereld waarin je mensen die anders denken dan jij, niet voor gek, ziek of slecht verklaart. Waarin iemand die het niet met je eens is, niet wordt geëxcommuniceerd, opgesloten of gedrogeerd. Ik stel me een haardvuur voor met veel gemakkelijke stoelen en goed glas wijn in het midden. En dan moet iedereen maar eens vertellen wat hij precies vindt, zonder dat hij daarop afgerekend wordt. En daar mag best een paragnost bijzitten. Dat is de hemel. De hemel op aarde dan.”


André Klukhuhn (foto: Patrick Post)Wie is André Klukhuhn?

André Klukhuhn (1940) is fysisch chemicus, filosoof en schrijver. Aan zijn universitaire loopbaan als chemicus kwam in 1973 een eind, toen hij weigerde mee te werken aan onderzoek dat de NATO betaalde. Hij vond al gauw een veel inspirerender baan bij het Studium Generale van de Universiteit van Utrecht, ondanks zijn lange haar en het hasjpijpje in zijn achterzak. In 1993 besloot hij samen met Piet Vroon zijn doctorstitel in te leveren, uit protest tegen het eredoctoraat dat Albert Heijn kreeg van de door hemzelf gesponsorde universiteit Nyenrode.

Klukhuhns filosofische werk is in 2013 voorlopig samengestroomd in De algehele geschiedenis van het denken, een bijbeldik boek over het verbond tussen filosofie, wetenschap, kunst en godsdienst. Vorig jaar verscheen De trip naar het morgenland, een semi-autobiografische roman over zijn leven als hippie in een Amsterdamse commune, waar veel geëxperimenteerd werd met geestverruimende middelen. Over de grenzen van de rede is zijn nieuwste boek.


VIJF GENIALE GEKKEN

Hildegard von Bingen (1098-1179)

Mystica en componiste. Stichtte het eerste zelfstandige benedictijnse vrouwenklooster en bedacht het Ignota, de eerste kunsttaal ter wereld. Adviseerde pausen en keizers en durfde het aan een geëxcommuniceerde in gewijde grond te begraven. Liet twee boeken met visioenen na en werd in 2012 heilig verklaard en als kerklerares erkend.


William Blake (1757-1827)

Dichter en tekenaar. Heeft nooit schoolgegaan, maar was zeer belezen en zag ‘een wereld in een korrel zand’. Explosief in de omgang. Had geregeld visioenen, zag bomen vol engelen en maakte een elfenbegrafenis mee. Werd vele malen bezocht door de geest van zijn overleden broer, die hem nieuwe dichtregels influisterde.


Nikola Tesla (1856-1943)

Natuurkundige. Had op zijn vijfde al ideeën voor een energiecentrale bij de Niagarawatervallen en bedacht de inductiemotor tijdens een wandelingetje in het park. Legendarisch om zijn geheugen, verbeeldingskracht en gedetailleerde visualisaties. Leed aan smetvrees. Hypersensitief: kon het op grote afstand horen onweren. Beweerde op latere leeftijd een apparaat te hebben uitgevonden om contact te maken met buitenaardse wezens. Stond model voor Kuifjes professor Zonnebloem en andere excentrieke geleerden uit de populaire cultuur.


Ludwig Wittgenstein (1889-1951)

Taalfilosoof. Meende in zijn Tractatus Logico-Philosophicus alle filosofische problemen  te hebben opgelost. Beroemdste zin daaruit gaat over de grenzen van rede en taal: ‘Waar men niet over spreken kan, daarover moet men zwijgen’. Had zijn mystieke moment in 1914 in een Pools boekwinkeltje met maar één boek, van Tolstoi. Probeerde als diens volgeling (tevergeefs) af te zien van alle seksuele geneugten. Veelvuldig geplaagd door depressies en zelfmoordneigingen.


Sylvia Plath (1932-1963)

Dichteres. Stelde in haar gedicht ‘Apprehensions’ wanhopig de vraag: “Is there no way out of the mind?” Werd uiteindelijk vooral beroemd om haar autobiografie The Bell Jar (De glazen stolp) en won voor haar poëzie postuum de Pulitzer-prijs. Moest kiezen tussen een intellectuele loopbaan en het moederschap. Stopte op 11 februari 1963 haar kinderen in bed en maakte een einde aan haar leven.


EEN GEREDIGEERDE VERSIE VAN DIT INTERVIEW VERSCHEEN OP 7 MAART 2015 IN 

logo Trouw