Interview met Michael Puett, de schrijver van De weg. Wat Chinese filosofen ons over het goede leven leren (Ten Have, 2016).
Westerlingen zijn veelal op zoek naar hun authentieke zelf. Niet doen, meent hoogleraar Michael Puett. ‘Het is een keurslijf dat ons niet bevrijdt, maar beperkt.’
Je authentieke zelf? Dat bestaat helemaal niet, schatert Michael Puett. Jezelf accepteren zoals je bent? Zelfgenoegzaam narcisme. Natuurlijk beter dan kunstmatig? Een onwijze keuze. Als het aan deze hoogleraar in de Chinese geschiedenis ligt, zetten we al onze ideeën over ons ware zelf en de goede natuur vandaag nog aan de dijk. Omdat wij westerlingen ervan overtuigd zijn dat ze ons bevrijden, terwijl ze ons in feite alleen maar beperken, ketenen zelfs. Omdat we ze zo vanzelfsprekend vinden, dat (bijna) niemand er nog een vraagteken bij zet.
Nee, als we echt iets willen doen tegen de dreigende humanitaire en ecologische rampen van onze tijd, dan moeten we te rade gaan bij de traditionele Chinese filosofie van Confucius, Zhuang Zi en Xun Zi. Ja, die van het rituele doen-alsof, de aangeleerde spontaniteit en het oefenen, oefenen en oefenen. Filosofen met ideeën die je leven zullen veranderen, zo belooft deze populairste professor van Harvard jaarlijks honderden bachelorstudenten en nu ook de Nederlandse lezers van ‘De weg’, dat gisteren uitkwam.
Een professor uit Harvard die beweert dat we bij een stel bijna 2500 jaar oude Chinese filosofen de oplossing voor onze moderne problemen kunnen vinden? Meent u dat nou serieus? Is dit de nieuwste oosterse hype?
‘Ik hoop werkelijk van niet. En dat is omdat ik denk dat wij moderne westerlingen in een heel gevaarlijke manier van denken zijn terechtgekomen. We denken dat we begrijpen hoe mensen handelen, hoe we vrij worden en hoe we een goed leven moeten leiden. We denken dat we daarvoor ons ware zelf moeten vinden en dat we daarvoor alleen maar naar binnen hoeven te kijken. En we voelen ons gelukkig omdat we niet zoals de rest van de wereld vastzitten in een traditionele maatschappij waarin je verteld wordt wat je moet doen en waarin ze allerlei rituelen hebben.’
‘Met als ergste voorbeeld China, want daar hadden ze een heleboel rituelen. En natuurlijk denken we dat we daar niets van kunnen leren. Wij zijn goede, vrije en moderne individuen, en we doen hoogstens in het weekend nog iets traditioneels of een yogacursus voor een beetje gemoedsrust en een gevoel van harmonie. Dat is een tamelijk gangbare gedachtegang. Nu, mijn stelling is dat al die gedachten verkeerd zijn. Ik denk dat we wel iets kunnen leren van die zogenaamd traditionele denkers, bijvoorbeeld van Confucius.’
Confucius? Dat is toch de man van de rituelen, de onderdanige echtgenotes en de absolute gehoorzaamheid aan je ouders? Dat is toch geen vrijheid?
‘Wel, dat is nu net de vraag! Als je onder vrijheid verstaat: naar binnen kijken, je ware zelf vinden, naar waarheid leven, alles kunnen zijn wat je wilt zijn, dan heb je gelijk. Maar wat als dat onjuist is? Wat als we in werkelijkheid maar rommelige schepsels in een rommelige en grillige wereld zijn, zonder een wezenlijk waar zelf dat we moeten vinden om oprecht te kunnen leven? Wat als we wanordelijke wezens zijn met honderden verschillende emoties en kanten en ons leven grotendeels bestaat uit de interactie met andere wanordelijke wezens? Dat je voortdurend allerlei kanten wordt opgetrokken en dat je geneigd bent te reageren volgens een bepaald patroon van vroeger, een momentopname waarin je bent blijven hangen? En dat heel rigide kan zijn geworden?’
‘Veel van wat we denken te zijn, is zo’n ingesleten patroon. We zeggen: ik ben nu eenmaal verlegen of gauw driftig en ik moet van mezelf houden zoals ik ben. Maar misschien omarm je zo alleen maar een reeks reactiepatronen, een etiket dat goed maar ook hoogst destructief kan zijn, voor jezelf of voor de mensen om je heen. En dan is ons doel niet ons ware zelf te vinden en dat te omarmen, maar dan zou het ons doel moeten zijn om deze patronen te doorbreken en te veranderen. En ja, dat kan via rituelen, omdat rituelen ons dwingen iets anders te doen. In een ritueel worden we een ander mens, doen we alsof we een ander mens zijn.’
Maar dat is toch niet oprecht! Dat is toch poppenkast!
‘Ja, dat is zo! En dat is nu net het intrigerende ervan. Het gedachte erachter is niet dat de rituele wereld beter is, maar dat rituelen een heel praktische en eenvoudige manier zijn om vaste patronen te doorbreken. En dat opent mogelijkheden om de wereld beter te maken. In het Chinese voorouderritueel wisselt de zoon bijvoorbeeld van positie met de vader en dat dwingt hem even in een andere rol. Dat gedwongen andere perspectief helpt ons te beseffen dat ons zelfbeeld maar EEN beeld is.’
‘Overigens kent ook de moderne wereld veel voorbeelden van dergelijke productieve rituelen. Denk maar aan kinderspelletjes. Hoe leren kinderen omgaan met emoties? Ze praten er niet over, maar ze spelen! Ik ben de dokter, jij de patiënt, ik ben de patiënt, jij de dokter. Ze wisselen constant van rol. En daardoor ontwikkelen ze complexe emoties en besef van machtsrelaties. Dat zouden we moeten blijven doen, maar we houden ermee op omdat we denken dat dat niet oprecht is. Maar kinderen zijn niet onoprecht; ze spelen alleen maar een andere kant van zichzelf.’
Rituelen zijn volgens Puett dus heel geschikt om emoties aan te leren, te verfijnen of zelfs te transformeren. Door uw kinderen bijvoorbeeld al jong te trainen in het rituele gebruik van woordjes als ‘alsjeblieft’ en ‘dank je wel’, leert u ze wat dankbaarheid is. En ook uw huwelijk vaart er wel bij als u elkaar elke dag vertelt dat u veel van elkaar houdt: ‘Natuurlijk is dat niet elk moment waar, maar met zo’n ritueel kun je gevaarlijke patronen doorbreken.’ Bovendien: ‘Als je je niet laat beperken door het idee dat je altijd alleen maar waar en oprecht moet zijn, dan kun je veel meer worden dan je denkt.’
Dat klinkt heel Amerikaans, naar onbegrensde mogelijkheden
‘In Amerika denken we inderdaad graag dat we het land van de onbegrensde mogelijkheden zijn. Maar de ironie is: we denken dat te bereiken door de absolute omarming van het individuele, authentieke, oprechte zelf. Dat komt voort uit het vroegprotestante, calvinistische gedachtegoed, met zijn afkeer van rituelen. Die radicale omarming van het oprechte zelf is in de jaren ’60 misschien inderdaad heel bevrijdend geweest voor een grote reeks bewegingen. Maar het is een keurslijf geworden dat ons allemaal dramatisch beperkt in onze sociale mobiliteit en dat de kloof tussen rijk en arm steeds groter maakt. Dat is heel gevaarlijk, ook omdat we niet eens meer zien dat het maar een visie is, zo vanzelfsprekend vinden we het. De Chinese filosofie gaat tegen al die intuïties in.’
U bent ook heel enthousiast over de ideeën van de Confuciaanse geleerde Xun Zi, die stelt dat we er voortdurend naar moeten streven de natuur, inclusief onszelf, te verbeteren.
‘Dat is ook zo’n vanzelfsprekende aanname: dat de natuur natuurlijk goed en authentiek is en dat kunstmatigheid en modificatie per definitie slecht zijn. Terwijl bijna alles waarvan we denken dat het natuurlijk en ongerept is, al op één of andere manier gedomesticeerd is. Vaak in slechte zin, maar vaak ook in goede zin. Zo is er is overtuigend archeologisch bewijs dat het Amazoneregenwoud door menselijk ingrijpen is ontstaan.’
U gelooft dus in vooruitgang?
‘O, absoluut! Eén van de intrigerende dingen van de Chinese filosofen is dat ze je dieper over vooruitgang laten nadenken. De keus is niet: een romantisch verlangen naar een primitiever verleden of een kritiekloze verheerlijking van technologie. Maar ze leren ons dat je jezelf en de grillige wereld niet moet accepteren zoals die is: je moet eraan werken. En dat je daarbij niet zozeer naar het ware, maar vooral en op elk moment naar het goede moet streven.’
Wie is Michael Puett?
Michael James Puett is hoogleraar Chinese geschiedenis aan de faculteit Oost-Aziatische Talen en Culturen van Harvard University. Zijn colleges over ethische en politieke filosofie in China zijn bijzonder geliefd bij bachelorstudenten; hij won er in 2013 de Harvard College Professorship mee. Hij schreef onder andere ‘Ritual and its Consequences: An Essay on the Limits of Sincerity’ (2008) en ‘The Ambivalence of Creation: Debates Concerning Innovation and Artifice in Early China’ (2001).
Aardig detail: Puett is een groot liefhebber van de misdaadverhalen van de Nederlandse sinoloog en diplomaat Robert van Gulik over de Confuciaanse rechter Tie, die tijdens de 7e eeuwse T’ang-dynastie heel wat moorden heeft op te lossen.
Zijn boek ‘De weg. Wat Chinese filosofen ons over het goede leven leren’ verscheen gisteren bij uitgeverij Ten Have (237 blz., co-auteur Christine Gross-Loh).
Puett spreekt op zaterdagmiddag 7 mei in de Westerkerk in Amsterdam op het symposium ‘De weg naar het Oosten’; op zondag 8 mei geeft hij, ook bij The School of Life, een masterclass in Antwerpen.
EEN GEREDIGEERDE VERSIE VAN DIT INTERVIEW VERSCHEEN OP 30 APRIL 2016 IN