Extreem reizen

Verzamelrecensie van:

  • SYLVAIN TESSON, ‘ONGEBAANDE PADEN. EEN VOETREIS DWARS DOOR FRANKRIJK’. Arbeiderspers, 175 blz.

  • AP DIJKSTERHUIS, ‘WIE (NIET) REIST IS GEK’. Prometheus, 181 blz.

  • ERLING KAGGE, ‘STILTE. JEZELF STAANDE HOUDEN IN EEN WERELD VOL LAWAAI.’ Levboeken, 152 blz.


Met de jaarlijkse exodus voor de deur: wat zoeken we toch op reis? En vinden we het dan ook? Verrijkt zo’n verre, vaak prijzige reis inderdaad ons leven? Of kunnen we net zo goed thuis blijven? Vanwaar toch die drang om weg te wezen? Uit de nieuwe stapel reisboeken drie van extreem ervaren reizigers die hier zo hun gedachten over hebben.

kaft TessonFransman Sylvain Tesson (1972) is een stoere. Hij zat een half jaar alleen in een hutje in Siberië en ragde op een oude motor in de winter van Moskou naar Parijs, via de Berezina, zoals bekend niet de lieflijkste rivier ter wereld. Totdat ook hij zijn annus horribilis treft, als in 2014 zijn moeder sterft en hij dronken van het dak dondert , “omdat ik zo nodig de paljas moest uithangen, […] een val van acht meter, genoeg om al mijn ribben, mijn ruggenwervels en mijn schedel te breken.” Vier maanden later wankelt hij het ziekenhuis uit, met een ruggengraat vol ijzer, een misvormde Picasso-kop en het besluit om op eigen kracht te revalideren tijdens een eenzame voettocht dwars door Frankrijk, een land dat hij nog nooit bereisd had. En zo gaat hij in augustus 2015 aan de Italiaanse grens veelal ‘in bejaardentempo’ aan de wandel naar Normandië. Met in zijn rugzak een stapeltje stafkaarten, een hoofd vol citaten uit literatuur, filosofie en schilderkunst en het heilige plan om geen stap op asfalt te zetten. En inderdaad kijkt hij in op 8 november redelijk opgeknapt op Cap de la Hague uit over de Atlantische Oceaan.

‘Ongebaande wegen’ is een ode aan het bijna verdwenen, ‘onderontwikkelde’ Franse platteland, waar stilte heerst, lijsterbessen groeien en kerkuilen huizen en spinnenwebben “als zegels van maagdelijkheid boven het pad hangen.” Waar men geen wifi maar wel wijn heeft, ook al mag Tesson dat helaas niet meer hebben ‘van de dokter’. Waar je je kunt voleten aan wat er aan bomen groeit, door het hooghout en langs ravijnen kunt struinen en onder een steeneik je bivakzak kunt uitrollen, hoewel een dorpshotelletje evenmin te versmaden is. Voor Tesson is leven vooral wegwezen: weg van beeldschermen, betutteling en beschaving – zaken waar hij meesterlijk op kan foeteren, vooral als hij planologen, rotondes en hypermarchés voor de bril krijgt.

Nee, een groot mensenvriend is Tesson niet: zelfs vrienden en familie hebben de onhebbelijkheid dat ze je altijd willen ‘zien’, terwijl hij liever vol genegenheid op afstand aan ze denkt. Toch lopen er enkele oude reisvrienden een paar dagen met hem op, wat erg fijn blijkt te zijn als je midden in de eenzaamheid van Cantal opeens buiten de tijd raakt. Zelfs zijn zus zet haar tentje naast hem op, maar dat is snel over als ze hysterisch wordt van dikke wespen en spinnen – ach ja, meisjes…

Tesson zoekt en vindt genezing en verlangt naar een ongerept verleden dat hij zelf nooit heeft meegemaakt – kan het nostalgischer? Via geiten- en hazenpaadjes willen ontsnappen aan het dogmatische geloof in technologie, mobiliteit en internet. Maar wel boos worden omdat je papieren stafkaarten achterhaald zijn en een teen willen geven voor geleerde kennis over landschapsschilderkunst onderweg. Mocht er nog een volgend reisboek komen (wat ik van harte hoop): toch maar een gps en e-reader mee, Sylvain?

Ook Ap Dijksterhuis (1968), hoogleraar sociale psycholoog in Nijmegen, reist extreem veel en ver, maar met opzet maximaal afzien is bepaald niet zijn voornaamste doel, zo blijkt uit ‘Wie (niet) reist is gek’. Vanuit een goed hotel, op een goed bediend terras en met een betrouwbare gids valt al genoeg te beleven. Waarover hij vervolgens spreekwoordelijk veel kan verhalen, bijvoorbeeld over hoe hij in Caïro opeens met een kwastje het gouden masker van Toetanchamon mag afstoffen. Als psycholoog behandelt hij ook nog eens zes goede redenen om op reis te gaan, waarbij hij enthousiast put uit allerlei recent wetenschappelijk onderzoek.

Reizen is heilzaam, betoogt hij. Het houdt ons brein lenig: op reis verwonderen we ons immers meer dan thuis. Daarnaast inspireert en verrijkt reizen ons. Verder verruimt het onze blik en verlengt het ons leven, zowel in beleving als in minuten. En tot slot maakt het ons dankzij alle voor- en napret ook nog eens gelukkiger.

Of reizen werkelijk altijd Dijksterhuis’ geest heeft verruimd en hem behulpzamer, bescheidener en minder haastig heeft gemaakt? Hij valt dood op de tachtig eurocent die hij in Laos moet betalen voor een entreekaartje waarvan hij het nut niet ziet. Ook op Flores begeeft zijn flegma het, als hij willens en wetens een baliemedewerker zijn gezicht laat verliezen – dat zal de patjakker leren, die overigens wel als laatste lacht. En o, wat een lol, als het Dijksterhuis-gezelschap in Las Vegas helemaal gratis idioot duur mag dineren, inclusief enkele flessen wijn “met prijzen waarvoor je een goede tweedehands auto zou kunnen kopen.”

Maar het moet gezegd: Dijksterhuis heeft humor en kan zichzelf heerlijk relativeren. Hij geeft ridderlijk toe dat zijn argumenten volkomen subjectief zijn en niet in de laatste plaats dienen om zijn reisverslaving (‘wegwee’) en ‘angst voor psychologische verschimmeling’ te rechtvaardigen. Floortje Dessing zou inderdaad nog duizelig worden van het aantal stempels in zijn paspoort en alle oorden die nog op zijn verlanglijstje staan. Aan het eind van zijn boek begon ik zelfs begrip te krijgen voor Dijksterhuis’ minder reislustige vriend, die tijdens etentjes al die verhalen over Birma en Guatemala na een minuut behendig weet af te kappen. Het is waar: wie niet reist, is gek. Maar wie zo veel reist, is dat nauwelijks minder. Je zou van de weeromstuit met Blaise Pascal verzuchten: ‘Alle ellende van de mensen heeft maar één oorzaak, namelijk dat zij niet in staat zijn rustig in een kamer te blijven.’

Kaft KaggeAls Dijksterhuis’ gestuiter ook u te vermoeiend lijkt, dan vindt u een goed tegenwicht in het boek ‘Stilte’ van de Noorse avonturier en uitgever Erling Kagge (1963), die eveneens heel ver gaat om het wereldse lawaai te mijden; hij vertelde er begin mei al over in een interview met Leonie Breebaart. Verkeer, muzak, tv en iPhones: ze houden ons af van ‘de geheimen van de wereld’ – een boodschap waar zijn appende dochters (dertien, zestien en negentien) helaas soms nogal sceptisch op reageren. Dus legt hij zijn vragen maar voor aan zijn lezers. Wat is stilte? Waar is stilte? En waarom is het belangrijker dan ooit? Hij komt tot drieëndertig antwoorden, waarvan het laatste bijzonder zen is: een lege pagina.

Aan filosofische diepzin geen gebrek bij Kagge, die verwijst naar Heidegger, Kant, Kierkegaard en uiteraard Wittgensteins fameuze zin “Waarover men niet kan spreken, daarover moet men zwijgen”. Of wat dacht u van het doordenkertje van Kagges dochter: “Stilte is de enige behoefte die nooit vervuld raakt bij mensen die altijd het nieuwste van het nieuwste najagen”? Haar trotse vader kan er zelf ook wat van met paradoxen als “De natuur sprak tot me door stil te zijn”, “De stilte is niet niets” en (al op pagina 22) het onvermijdelijke cliché van de ‘oorverdovende stilte.’ Verder legt hij uit waarom de helft van de mensheid liever een elektrische rotschok krijgt dan een kwartier stil te moeten zitten en – opstekertje voor oudere stellen – waarom samen zwijgen ook heel mooi kan zijn.

Kagge vindt rust in de natuur. In de woestijn, de bergen en op zee heeft hij geen last van geronk, piepjes en bliepjes en kan hij genieten van de sterrenhemel, fluitende vogels en kabbelend water. Wie behalve zijn eigen ademhaling, bloedsomloop en voetstappen echt helemaal niks wilt horen, moet evenwel naar Antartica, waar Kagge in zijn eentje in vijftig dagen en nachten bij temperaturen van min 50 ⁰C naar de zuidpool liep. Maar pas op: op de noordpool daarentegen kan de natuur bulderend tekeer gaan door het bewegende ijs daar – toch handig om te weten als u plannen heeft voor een volgende onvergetelijke wintersportvakantie.

Maar uiteindelijk is het de kunst om ‘uw eigen zuidpool’ te vinden, gewoon thuis, gratis en voor niets. Stilte zit namelijk in uw eigen hoofd en dat kunt u, als u echt wilt, zelfs naast een landingsbaan ervaren – een stelling die Kagge eens bij de buren van Schiphol zou moeten komen toelichten. Die innerlijke stilte bereikt u via breien, bierbrouwen en houthakken. Of door, zoals Kagge, elke dag aan yoga, meditatie en zelfhypnose te doen. Mocht dat u te ver gaan, dan kunt u ook regelmatig gaan wandelen, uw telefoon uitzetten en over iets ongewoons gaan nadenken. Klinkt dat niet heerlijk ouderwets naar vakantie?


EEN GEREDIGEERDE VERSIE VAN DEZE RECENSIE VERSCHEEN OP 24 JUNI 2017 IN

logo Trouw