Een kroniek van vrouwendingen

Anabelle Hirsch, De geschiedenis van de vrouw in 100 voorwerpen. Uit het Duits vertaald door Ymke van der Staay. Podium, 416 blz.


Het zijn werkelijk gouden tijden voor de vrouwengeschiedenis. Eeuwenlang zagen de heren historici de dames nauwelijks staan, maar sinds de jaren ’70 is er een enorme inhaalslag gaande dankzij al die leergierige meiden die toen zijn gaan studeren en schrijver werden. Niet dat dat oude vertrouwde mannenverhaal niet meer interessant is, maar wat een rijkdom aan kennis en inzicht wordt er gedolven nu we ook eens naar die andere helft van de mensheid zijn gaan kijken. Want waren de vrouwen al die tijd echt alleen maar geschikt geweest voor het aanrecht en de slaap- en kinderkamer? Nee toch zeker!

Oké, het was even graven geweest, maar Els Kloek en haar medewerkers (v/m) lepelden in ‘1001 vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis’ (2013) en ‘1001 vrouwen in de 20ste eeuw’ (2018) toch maar 2002 vrouwen op die in Nederland ook buiten de deur grootse daden verricht hadden. Ook de familiegeschiedenissen van ‘gewone’ mensen doen het nu al een kwart eeuw verbazend goed, waarbij de verhalen veelal om de moeders en oma’s blijken te draaien.

En daarnaast lijkt de markt voor nostalgische plaatjesboeken met ooit zulke alledaagse voorwerpen als tomadorekjes, rijksdaalders en bakelieten draaischijftelefoons voorlopig nog niet verzadigd. Tel die drie trends bij elkaar op en je hebt ‘De geschiedenis van de vrouw in 100 voorwerpen’ van de Duits-Franse kunsthistorica, filosofe en journaliste Annabelle Hirsch (1986).

Hirsch pakt het wijds aan. Ze begint met de afbeelding van een ongeveer 32.000 jaar oud genezen dijbeen, dat de beroemde antropologe Margaret Mead zag als het eerste teken van menselijke beschaving. Want die genezing wijst op het bestaan van zorgzame medemensen die zich klaarblijkelijk geroepen voelden de patiënt wekenlang te verplegen. En dan hebben we het over het evolutionaire belang van die legendarische ‘vrouwelijke’ zorgzaamheid, al is daarmee niet gezegd dat de vrouwen indertijd niet ook uit jagen gingen. Wat dan weer schijnt te bewijzen dat we in het stenen tijdperk nog maar weinig onderscheid maakten naar geslacht, omdat de mensen, zo zet Hirsch maar meteen haar feministische toon, toen nog ‘instinctief wisten dat ze ieder individu in gelijke mate nodig hadden’.

Hirsch eindigt haar chronologische verzameling 400 bladzijden later met een plaatje van een ‘pussyhat’, een roze gebreide muts met kattenoren. Op 21 januari 2017 gingen er misschien wel 4,6 miljoen overwegend vrouwelijke Amerikanen de straat mee op, als politiek protest tegen hun nieuwe president, Donald Trump – u weet wel, de man die er prat op gaat dat hij ongestraft vrouwen in hun ‘pussy’ kan grijpen. Die zee van roze mutsjes was ook het begin van de #MeToo-beweging en daarmee het startschot van ‘een nieuwe revolutie’, zo voorspelt (hoopt?) Hirsch in de slotzin van haar boek.

En daartussenin dus nog 98 grofkorrelige en nogal grauwe foto’s van andere rariteiten, waarvan lang niet altijd meteen duidelijk is wat het voorstelt en wat er dan zo interessant vrouwelijk aan is. Ja, dat Egyptische beeldje van een vrouw die à la Maria een baby de borst geeft, dat valt wel te plaatsen, net als een miniatuur uit Christine de Pizans boek over de stad van de vrouwen uit 1405 of een metalen korset uit de 17e eeuw. Of een flacon Chanel No5 uit 1921, een Tupperwarebakje uit de jaren 1950 en een mini-jurk uit 1966. Of, minder zachtzinnig, het titelblad van de ‘Heksenhamer’ uit 1486, een foto van Robert Capa uit 1944 van een kaalgeschoren ‘moffenhoer’ in Chartres of de VHS-band van de pornofilm ‘Deep Throat’ uit 1972.

Niet alles wat Hirsch hierover te vertellen heeft, zal voor iedereen even nieuw zijn. Het verhaal hoe Chanel No5 aan die naam kwam, kende ik al uit de Tina en trouwe Trouw-lezers herinneren zich wellicht nog het indrukwekkende verhaal dat Rianne Oosterom een paar jaar terug schreef over hoe er vlak na de bevrijding ook in Nederland werd afgerekend met ‘moffenmeiden’. Toch wist Hirsch me voortdurend te verrassen met alle anekdotes die ze in de tweeëneenhalve pagina per voorwerp weet te vertellen.

Natuurlijk komen er heel wat biografische weetjes langs over al fameuze schrijfsters, zoals de Griekse dichteres Sappho uit de 7e eeuw voor Christus, naast wier poëzie die van Homerus maar bleek afstak, zo vond althans de Duitse romanticus Friedrich Schlegel. En ooit geweten waarom Virginia Woolf op een ontbijtbordje staat afgebeeld?

Maar echt nieuwsgierig maakt Hirsch pas als ze vertelt over bijvoorbeeld de minder beroemde Japanse Murasaki Shikibu, die al in de 11e eeuw, dus ver voor Dostojevski en Proust, de eerste psychologische roman blijkt te hebben geschreven. En wie dacht dat die 20.000 jaar oude handafdrukken in de Zuid-Franse grotten van Pech Merle vanzelfsprekend door mannen zijn gemaakt: helemaal mis, zo bleek tien jaar geleden, toen het ene Dean Snow opviel dat de wijs- en ringvingers ervan even lang waren, wat bij vrouwen veel vaker het geval is dan bij mannen.

Of neem het verhaal achter een schilderij van de Oekraïnse Marie Bashkirtseff, waarop zij en haar medestudentes een mannelijk naakt als model hebben – Parijs sprak er in 1881 schande van. En wist u dat tot 1930 in Hollywood de dienst werd uitgemaakt vrouwelijke regisseurs en producenten als Alice Guy? Dat Suleiman de Magnifieke er in de 16e eeuw er geen enkel probleem mee had om zijn macht over Ottomaanse rijk te delen met zijn echtgenote Roxelane, een voormalige slavin?

Dat Florence Nightingale helemaal niet zo zachtmoedig en engelachtig was als haar imago wil, maar een rebelse en koppige tante was, die de heren doktoren behoorlijk op de zenuwen werkte met haar nieuwerwetse ideeën over hygiëne en goede voeding? Dat Alexandra Kollontaj, de eerste Volkscommissaris voor Sociaal Welzijn in het nieuwe Rusland van 1917, het feminisme van de suffragettes maar bourgeois vond, maar wel voor vrije seks was, ja, ook voor vrouwen?

Want in de geschiedenis van de vrouw gaat het natuurlijk ook vaak over seks en aanverwante zaken. Verlustig u aan het verhaal achter een Venetiaanse glazen dildo uit de 16e eeuw, toen vrouwen nog niet geacht werden kil te zijn. Of aan de Rabbit Pearl, het elektrische vervolg daarop uit 1984, warm aanbevolen door Oprah Winfrey.

Ikzelf kreeg het vooral warm bij het plaatje van de eerste damesfiets uit 1889, die de feministes toen zagen als het toonbeeld van vrije, onbelemmerde vrouwelijkheid. En dat is niet omdat artsen indertijd terecht gevreesd zouden hadden dat vrouwen van die op-en-neerbeweging opgewonden of (bijna net zo erg) onvruchtbaar zouden raken. Maar wel omdat fietsen inderdaad vrijheid is: wind in je haren, wind in je gezicht, wind mee, wind tegen, sterke benen, sterke longen, kom maar op, wie maakt me wat.

Toch blijft menig voorwerp omstreden. Snoerde het korset vrouwen in of maakte het ze juist majestueuzer? Waren die Venetiaanse plateauzolen van 50 centimeter nou bedoeld om een dame hulpeloos aan een mannenarm te laten meestrompelen of maakten ze haar groter en aanzienlijker? En was (en is) het nou feministisch om je lippen uitdagend knalrood te stiften of juist puur natuur te blijven? In een bi- of boerkini het strand op te moeten of mogen?

Maar soms draaft Hirsch zelfs mij te ver door. Bijvoorbeeld bij het inderdaad nogal kitscherig porseleinen beeldje uit 1760 van ‘De goede moeder’, waarbij Hirsch stelt dat moederliefde en de zegeningen van borstvoeding verzonnen zijn door mannen als Jean-Jacques Rousseau om ons vrouwen eronder te houden. En is Kim Kardashians gepronk met een ring van een miljard serieus een geval van emancipatie? Spiritisme feministisch? Is werkelijk alles wat vrouwen graag doen of waar ze rijk mee worden, inderdaad welgedaan?

Het patriarchaat, het kapitalisme, de Kerk (met een hoofdletter): Hirsch heeft het er niet mee. Maar dat wil niet zeggen dat alle mannen fout zijn: ze is dol op haar vader Uve en haar man Olivier. Ook de 16e eeuwse filosoof Michel de Montaigne krijgt een ereplekje in haar galerij, om zijn nog altijd ongebruikelijke geloof in de geestelijke vriendschap tussen vrouwen en mannen. Veel sympathie heeft ze ook voor de prettig gestoorde utopist Charles Fourier, die nogal eens genoemd wordt als de bedenker van de term ‘feminisme’.

Tot slot dan mijn top drie uit Hirsch 100 voorwerpen. Op 3 de multifunctionele hoedenspeld, die rond 1900 naast de paraplu een geducht wapen was waarmee vrouwen in de bus of op straat opdringerig manvolk van zich af wisten te houden, tot er in 1910 wettelijk paal en perk werd gesteld aan de maximale lengte ervan. Op 2 het embleem van de Women Airforce Service Pilots, vrouwen die tijdens de Tweede Wereldoorlog voor de Amerikaanse luchtmacht vaak bloedlinke test- en trainingsvluchten uitvoerden, waar geen man zich aan waagde.

Maar naast bovengenoemde fiets is mijn nummer 1 natuurlijk de zoveel vreedzamere Remington typemachine uit 1874, op wier afstammelingen ik als typiste ooit m’n eerste eigen geld heb verdiend en nu dan deze bespreking van dit lekker rebelse boek van Annabelle Hirsch heb zitten tikken.


EEN GEREDIGEERDE VERSIE VAN DEZE RECENSIE VERSCHEEN OP 20 APRIL 2024 IN

logo Trouw