Recensie van Amy Liptrot, De uitweer. Ambo/Anthos, 256 blz.
Er zijn van die boeken die je al meteen van de sokken blazen en Amy Liptrot (Orkney, 1982) schreef zo’n boek. De eerste zin alleen al: “Onder zoevende helikopterwieken wordt een jonge vrouw met haar pasgeboren baby in haar armen in een rolstoel over de landingsbaan van het vliegveld van het eiland voortgeduwd terwijl een man in een dwangbuis uit de tegenovergestelde richting naar haar wordt gerold.” Dan weet je het al: dit wordt geen vrolijk verhaal, zeker als een bladzijde verderop staat: “Op hetzelfde ogenblik dat ik deze eilandenwereld betreed, wordt mijn vader ervandaan gehaald. Mijn geboorte, drie weken te vroeg, heeft bij hem een manische episode in gang gezet.” Tweehonderdvijftig pagina’s verder heeft debutante Liptrot die verwachting meer dan waar gemaakt. ‘De uitweer’ is een zeldzaam heftige autobiografie.
Dertig jaar na haar geboorte is ze terug op de Orkney-eilanden, die ze op haar achttiende was ontvlucht. Alles liever dan daar tussen de schapen en in een suf schoonmaakbaantje op een olieplatform blijven hangen, op naar Londen! Daar kon je het maken als ontwerper of schrijver, daar gebeurden enerverende dingen! Nu, vooral dat laatste blijkt uit te komen, want na een paar jaar met tijdelijke baantjes en chronisch feesten is Liptrot compleet verslaafd aan de drank. En als dan ook nog haar vriendje haar verlaat omdat ze dagelijks laveloos op de vloer eindigt, dreigt ze het noorden voorgoed kwijt te raken.
Maar na een veroordeling wegens starnakel bezopen achter het stuur en een gewelddadige verkrachtingspoging, krijgt ze een visioen: “het was maar een glimp, maar het was euforisch en groots, toen de schellen me even van de ogen vielen en mijn blik door licht werd overspoeld, en ik zag dat een nuchter leven niet alleen mogelijk was maar zelfs vol van hoop kon zijn, oogverblindend.” Ze beseft: dit is mijn laatste kans, want “als ik nu niet veranderde, kon ik nergens anders meer heen dan naar nog meer verdriet.” En dus meldt ze zich bij het rehab-programma van de Londense GGD.
Een half jaar later zit er inderdaad een cleane, maar nog altijd naar alcohol hunkerende Amy op de boot naar Orkney, in de hoop dat de eilandlucht haar weer kracht en eetlust zal geven. Terug naar de boerderij van haar inmiddels gescheiden ouders, terug naar ‘de uitweer’, een hoogst symbolisch stuk kustland, “waar het gras altijd kort is, murw van wind en stuivend zeewater”, “waar de hooglanders overwinteren, rood en gehoornd, en vrij rondlopen onder de immense hemel” en oude legendes vrij spel hebben.
Want al zijn de verleidingen op een dunbevolkt Schots eiland zonder nachtslijters aanmerkelijk kleiner dan in Londen, Amy Liptrot heeft nog een spannend, bijna mythisch gevecht te leveren tegen haar drankzucht. Maar stap voor stap ontdekt ze tijdens haar rusteloze zwerftochten over de kale, winderige eilanden waar haar behoefte aan stormachtige ervaringen vandaan komt en hoe ze die op de ruige Orkneys op een minder ongezonde manier kan uitleven. Het levert een reeks prachtige hoofdstukken op. Zoals over haar baantje bij de Vogelbescherming, waarvoor ze een hele zomer ’s nachts obsessief over het eiland struint om te tellen hoeveel kwartelkoningen Orkney nog rijk is. Al met al zal ze dit bedreigde maar onvermoed taaie weidevogeltje tweeëndertig keer horen en welgeteld één keer zien.
Ook schitterend: het verhaal over hoe ze gaat kicken op zeezwemmen, bij voorkeur voor zonsopgang en in de winter, als de watertemperatuur maar vier graden Celsius is. Daarnaast surft ze zich suf op internet – een andere relatief onschuldige verslaving – naar wonderlijke lokale natuurverschijnselen als maanbogen, regenbogen in het licht van de maan. De Schotse VVV kon het kortom dankzij Liptrot de komende jaren wel eens knap druk gaan krijgen en ik vermoed dat er in Edinburgh gevochten wordt om de filmrechten van dit boek.
Maar ‘De uitweer’ is niet alleen een ode aan de Orkneys. Ook is het meer dan een pamflet tegen de gevaren van alcohol, al zal het u daarover ongetwijfeld aan het denken zetten, met zinnen als: “Alcoholisch drinken is een incomplete genezing, een herhaalde vergissing, een reis die nooit zijn bestemming bereikt. Het beloofde me losheid en geluk, maar ik kon er nooit bij: het vluchtte voor me uit, altijd net over de horizon, precies als Hether Blether”, een verdwenen eiland uit de plaatselijke legendes.
Liptrot vertelt een vrouwelijke versie van het verhaal van de verloren zoon, een hedendaagse boemerangkind van dertig dat vanuit de goot op zoek moet naar een thuis, naar een eigen plek in de wereld. En hoewel ze bar weinig heeft met spiritualiteit, besluit ze heel nuchter en rationeel om steun te zoeken bij ‘grotere machten dan ikzelf’. Nee, geen God, voor die naam is ze allergisch. In Amy kolken daarentegen de ontzaglijke natuurkrachten van wind en zee, “de krachten waarmee ik ben opgegroeid, sterk genoeg om schepen te versplinteren en eilanden vorm te geven.”
Liptrots afkickverhaal berust op heel wat bekende romantische tegenstellingen: een overbevolkte stad versus een bijna onbewoond eiland, noord en zuid, nacht of dag, extase tegenover sereniteit. Dat had gemakkelijk kunnen stranden in morele clichés, maar het sterke van haar verhaal is dat ze steeds op zoek blijft naar de overeenkomsten en paradoxen daarin. Oké, alcohol is voor haar absoluut taboe, maar het beuken van de golven klinkt niet heel anders dan het verkeer in Londen en ook nuchter zijn kan een trip zijn.
De allerbeste reden om ‘De uitweer’ te lezen is evenwel dat ze dit allemaal opschreef in verbijsterend mooie eilandbeelden, met soms bijkans bijbelse echo’s. Zoals: “De zon verschijnt en verdwijnt achter de wolken en werpt wiegende schaduwen over het korte gras. Het boomloze landschap ligt uitgespreid in licht gebogen horizontale strepen van grasland, klif, hemel en zee, waardoor het makkelijk is om het dode lam te zien liggen, ver weg van de kudde.” Ik voorspel: Amy Liptrot gaat het maken. En daarvoor hoeft ze helemaal niet meer naar Londen.