In het hoofd van Oldenbarnevelt

Recensie van Nicolaas Matsier, De advocaat van Holland (2019)


Kaft MatsierAls u belangstelling heeft voor de Tachtigjarige Oorlog, zit u dit jaar weer op rozen. Ook in 2019 valt er weer het een en ander te herdenken aan cruciale gebeurtenissen uit de roerige ontstaanstijd van ons land nu vier eeuwen terug: de Nationale Synode van Dordrecht (tot 9 mei), de vaststelling van de Dordtse Kerkorde (25 mei) en de verdrijving van de remonstranten uit die Synode (19 januari) – het was niet voor iedereen allemaal even feestelijk. Het historische dieptepunt was natuurlijk de onthoofding van Johan van Oldenbarnevelt op het Binnenhof, op 13 mei 1619. Onlangs verscheen daarover al het mooi geïllustreerde boekje ‘De zaak Oldenbarnevelt’, waarin historicus Wilfried Uitterhoeve de hele rechtszaak en het voorspel daartoe nog eens helder naloopt.

U zult de grote lijnen van Oldenbarnevelts tragische einde nog wel kennen uit de schoolboeken: hoe de landsadvocaat en raadspensionaris van de Staten van Holland het tijdens het Twaalfjarige Bestand (1609-1621) het steeds steviger aan de stok kreeg met prins Maurits inzake oorlog versus vrede en calvinistische precisie versus remonstrantse rekkelijkheid. Dat de 71-jarige man dat conflict met de dood moest bekopen. En terecht, vonden latere orangisten als Bilderdijk, Da Costa en Gerretson. Toch zou mede dankzij Vondels gedicht over Oldenbarnevelts ‘stokske’ Maurits de geschiedenis ingaan als de kwaaie pier: oorlogszuchtig, tiranniek, een nero, uit op de macht en de ondergang van de plichtsgetrouwe, eerbiedwaardige en broze staatsman Oldenbarnevelt, die als een ware ‘Vader des Vaderlands’ slechts gedreven zou zijn door rede en vrede.

Zou zijn. Want dat het allemaal zo karikaturaal zwart-wit heeft gelegen, geloven we vierhonderd jaar later toch niet meer zo makkelijk. Akkoord: de rechtszaak tegen Van Oldenbarnevelt was, ook naar toenmalige maatstaven, een aanfluiting. Een politiek proces, onderdeel van een staatsgreep. Zo langzaamaan genoegzaam uitgekauwd, toch? Of is, zoals Nicolaas Matsier in zijn nieuwste roman Johan van Oldenbarnevelt zich laat afvragen, het verleden “niet altijd al iets geweest dat bijgehouden moest worden, goed vormgegeven, opgekalefaterd, gefatsoeneerd, uitgedeukt, bijgewerkt, en nog maar weer eens opgepoetst en overgeschilderd? Waren de herinneringen niet altijd op de groei gemaakt, als de kleren die je aantrok, moesten ze niet eens in de zoveel tijd gewoon in de was?”

Vanuit die gedachte is romancier Matsier in ‘De Advocaat van Holland’ in het hoofd van Oldenbarnevelt gekropen, van de dag van diens arrestatie op 29 augustus 1618 tot en met diens dood op het schavot, op 13 mei 1619. En hoewel we natuurlijk al weten hoe het afloopt, levert dat een verbazend spannende en bijzonder geloofwaardige psychologische roman op over het leven van een groot staatsman, die misschien wel vooral ten onder is gegaan aan de blinde vlekken in zijn zelfkennis en zijn gebrekkige oog voor voortekenen.

Steeds heeft hij zich (hoe herkenbaar hedendaags!) van vergadering naar overleg gehaast; pas in de gevangenis komt hij eraan toe om te reflecteren op de beslissende momenten uit zijn leven. Omdat zijn vooringenomen en vijandige ondervragers dat van hem eisen en, belangrijker nog, omdat hij in het isolement en de verveling van zijn bijna negen maanden lange gevangenschap weinig anders te doen heeft en hij mentaal overeind moet zien te blijven.

En zo leren we hem laag voor laag kennen als behendig schakend politicus, zelfbewust tot hooghartig, eraan gewend alle touwtjes in handen te hebben. Praktisch, tuk op status en bezit. Tolerant in religieuze kwesties, desnoods met geweld. 99% onkreukbaar. Formeel, tikje autistisch, gigantisch geheugen. Een gelijkhebber, nogal bot en kil. Stijfhoofdig, ongeduldig en gauw kribbig: zelfs op het schavot foetert hij nog tegen zijn knecht ‘Maak het kort!’ Ernstig, rationeel en beheerst, een paar (noodlottige?) uitbarstingen daargelaten. Een denkend hoofd op krikkemikkige benen.

De Advocaat is kortom spekje naar Matsiers bekje: je kunt je zelfs afvragen waarom deze voormalige Revisor-redacteur zich niet al veel eerder heeft uitgeleefd op Oldenbarnevelts hoofd: Matsier kan er jaren van historisch onderzoek tot in de piepste, machtigste details in kwijt, evenals zijn ideeën over de werking van de menselijke geest en het geheugen – laat dat maar over aan de meester van ‘Gesloten huis’. Solide doortimmerd en verre van saai of onleesbaar opgeschreven: de speelse nonchalance waarmee woorden en uitdrukkingen met ‘hoofd’ en ‘kop’ erin opduiken, is genieten.

Petje af bijvoorbeeld voor het onheilszwangere beeld van de enorme 17e eeuwse kanten kragen die ‘als presenteerbladen’ de hoofden lijken te dragen, vlak voor Oldenbarnevelts arrestatie op de sterfdag van naamgenoot De Doper. Ook Vondels ‘stokje’ wordt royaal eer bewezen, net als fraaie, bijna uitgestorven woorden als ‘tabberd, ‘peluw’, ‘wambuis’ en ‘brillenhuisje’. Maar deze kniesoor heeft haar twijfels bij het 17e eeuwse gehalte van woorden als ‘sof’ en ‘Fingerspitzengefühl’.

Wel merkwaardig zijn de twee laatste hoofdstukken, als Oldenbarnevelts hoofd dan inderdaad gevallen is. Natuurlijk geloofde hij als overtuigd gereformeerde in de onvergankelijke ziel, dus dat het verhaal niet meteen op zwart gaat en zijn nog altijd denkende ziel vanaf het ruwhouten schavot omhoog richting God spuit: akkoord. En dat hij dan toch eerst nog even een rondje over zijn (inmiddels geconfisqueerde) landgoederen wil vliegen: catechetisch dubieus, maar het zij hem gegund en het past prima bij zijn karakter. Maar dat Matsier Oldenbarnevelts ziel uiteindelijk weer omlaag laat suizen en terug laat keren? Nee. Dan is de 21ste eeuws-aardse schrijver toch even jammerlijk aan het sollen gegaan met de 17e eeuwse Oldenbarnevelt.


  • Wilfried Uitterhoeve, De zaak Oldenbarnevelt. Val, proces en executie. Vantilt, 208 blz.
  • Nicolaas Matsier, De advocaat van Holland. De Bezige Bij, 359 blz.

EEN GEREDIGEERDE VERSIE VAN DIT INTERVIEW VERSCHEEN OP 2 FEBRUARI 2019 IN

logo Trouw