Hans Driessen: ‘Adorno heeft voor 10.000% gelijk gekregen’

Interview met Hans Driessen, vertaler van Adorno’s Minima moralia (1951/2013)


Hans Driessen (foto Jörgen Caris)Ooit, in de jaren ’70, was Adorno met Marcuse en Sartre verplichte lectuur voor aankomende intellectuelen. Wie het hart op de juiste plaats had, maar niet wilde heulen met het reëel bestaande socialisme, had wel iets van hem in de kast staan. Niemand kon namelijk zo stellig, zo poëtisch en met zoveel gezag opschrijven wat er mis was met de commerciële Amerikaanse massacultuur. Ook gaf hij de naoorlogse generatie oog voor totalitaire tendensen – van welke politieke signatuur dan ook.

Maar toen de Koude Oorlog voorbij was en het einde van de geschiedenis in zicht leek, raakte Adorno buiten beeld. Ook met de verderfelijkheid van de commercie in de cultuur bleek het reuze mee te vallen, meldden postmodernisten als Umberto Eco. Popzanger Raymond van het Groenewoud wijdde zelfs een pinnig liedje aan de man wiens naam zo aardig rijmde op porno. En zeg nu zelf: wat is er per saldo zo verkeerd aan Hollywood-producties als Schindler’s list? De teksten van Bruce Springsteen? Aan Patti Smith’s Rimbaud-vertolkingen? Waarom altijd zo streng? Zo moeilijk? Zo Duits? Want lang niet alles van hem was in het Nederlands vertaald. En zelf als: wat kan een mens op den duur met monumentale, dialectische wijsheden als “Alleen de absolute leugen heeft nog de vrijheid enigszins de waarheid te zeggen”?

Kaft Adorno, Minima moraliaZo verhuisde Adorno naar zolder. Behalve dan misschien zijn Minima moralia, omdat dat zo’n mooi, ingebonden boekje was. En nu komen er opeens drie Adorno-titels tegelijk uit de lucht vallen. Vorig jaar vertaalde Mark Wildschut Adorno’s Prismen (1955) en Ohne Leitbild (1967) en onlangs verscheen de verse vertaling van Hans Driessen van de Minima moralia. Waarom zouden we anno nu Adorno moeten gaan (her)lezen? Dat is de vraag aan Hans Driessen, de man thuis zal zijn in iedere zinswending van de Minima moralia.

Tijdloos en tijdgebonden

“Waarom Adorno? Een uitgever moet uitgeven, dat is heel banaal. De boekenmarkt van nu is een drama. Alleen filosofie wordt nog redelijk verkocht. En omdat alle andere grote filosofen al vertaald zijn, is Adorno aan de beurt, los van de actualiteit. Ik vind bij boeken het begrip ‘actualiteit’ trouwens irrelevant. Je hebt tijdloze boeken en tijdgebonden boeken. Tijdloos zijn bijvoorbeeld de Dialogen van Plato of Schopenhauers Wereld als wil en voorstelling. De Minima moralia is voor een deel tijdloos en voor een deel tijdgebonden. Het boek is tijdgebonden omdat het de condition humaine onder het kapitalisme beschrijft. Dus zolang we dat nog hebben, kun je niet zeggen dat Adorno verouderd is.”

Vlak na de oorlog schreef Adorno: je kunt geen stap meer verzetten zonder te struikelen over de cultuurindustrie, die elke bezinning en bedachtzaamheid belemmert. Dat was nog ver voor de komst van inmiddels onmisbare gadgets als tablet en smartphone: ‘De overvloed van producten die blindelings geconsumeerd worden, neemt angstaanjagende proporties aan’, somberde hij al in de Minima moralia. Veel fantasie is er niet nodig om talloze hedendaagse, nog sluwere voorbeelden te vinden bij zijn observaties over de verplichte vrolijkheid van televisieshows en de sterren- en merkencultus, die ook allang is doorgedrongen tot de hoge cultuur.

Geleefd door techniek

Driessen: “In zijn analyse van de cultuurindustrie heeft Adorno nog steeds gelijk: we worden voortdurend belazerd. Ik kijk veel televisie, het liefste naar real life soap, zoals Help, mijn man is klusser! Ik heb me laten vertellen dat dat van a tot z is gescript: de vrouw die in tranen uitbarst, de man die boos wordt. Of laatst dat debat met Teeven over Dolmatov. Hij zegt: Ja, voor mij is het ook heel tragisch. Dan denk ik: dat is óók gescript. Die heeft zich van tevoren voorgenomen: als het de verkeerde kant opgaat, ga ik emotie tonen. Zo achterdochtig ben ik al geworden. Maar je blijft toch kijken.”

“Ik weet niet of u kinderen hebt, maar je ziet van die meisjes, het zijn meestal jonge vrouwen, die hebben dan twee telefoons. Die zitten te what’s-appen en ondertussen te bellen, met zo’n oortje. Die zien toch niets meer? Adorno had indertijd voor 100% gelijk. En veertig jaar later heeft hij voor 10.000% gelijk. De mens wordt geleefd. Eigenlijk weet iedereen dat wel. Alleen: je zit erin en je wilt zo graag vrij zijn. Maar is een mens vrij? Inmiddels weten we dat we niet vrij zijn, lees Wij zijn ons brein van Dick Swaab er maar op na. Dan is er nog maar één oplossing. Dat je leeft vanuit de gedachte: we zijn niet vrij, maar we kunnen doen alsof. Want anders redden we het niet. Die Adorno was zo radicaal, die zei gewoon keihard: ik doe niet mee. Die deed niet alsof.”

“Je kunt daarin aanknopingspunten zien bij die mensen met die tenten, van Occupy. Die kunnen zeggen: zie je wel, we zijn niet zo gek als we eruit zien, in het verleden waren er ook al mensen die in de gaten hadden hoe het echt zit. Maar het zijn stuiptrekkingen. Je moet je er trouwens ook niet tegen verzetten. Ik ken een vertaler, die heeft nog tot drie of vier jaar terug geweigerd te e-mailen. Dat was knap lastig. Op een gegeven moment had zijn uitgever het zover dat zijn vrouw een e-mailadres had. Kon die het aan hem doorgeven, als de uitgever iets voor hem had.”

Nostalgie

“Adorno was een nostalgicus: hij vond alle vernieuwing slecht. Kleurenfilm bijvoorbeeld. Zijn ideaal was de Bildungsbürger, die zelfs in zijn tijd al niet meer bestond. De man gaf nog handkussen. Op een theoretisch niveau wilde hij naar een betere toestand, in de zin van Marx. Maar gevoelsmatig wilde hij terug naar het paradijs van zijn jeugd, naar de vakanties in Amorbach. Hij was enig kind en ontzettend verwend. Hij is nooit jong geweest, zat altijd tussen de volwassenen, tussen de tantes. De stukken waarin hij terugdenkt aan zijn jeugd, zijn de hoogtepunten van de Minima moralia. Ontzettend ontroerend.”

Het is waar: de Minima moralia is veel meer dan een oproep tot intellectuele waakzaamheid. Jeugdherinneringen, observaties over hoe je het portier van een auto dichtdoet, hoe boosaardig vriendelijke mensen zich gaan gedragen bij een echtscheiding: de begrenzingen van een zindelijke samenleving komen bijna allemaal in beeld, op de snijvlak van filosofie en literatuur.

Niet gemakkelijk

“Adorno kon goed schrijven, maar deze vertaling is het moeilijkste wat ik ooit gedaan heb. Want hij is niet makkelijk, hij heeft een heel rare stijl. Hij houdt zich bijvoorbeeld niet aan de normale Duitse woordvolgorde. Zo wilde hij je dwingen langzaam en aandachtig te lezen. Maar het was ook een beetje aanstellerij. Ook inhoudelijk is hij soms moeilijk te volgen. De man was een enorme erudiet, hij schreef vanuit zijn hoofd, associërend, citerend. De uitgever en ik hebben heel lang om de tafel gezeten over de vraag of we noten zouden maken. Maar daar is geen beginnen aan. Want élke regel is wel een verwijzing naar iemand, Proust, Valéry, ga maar door. Dan krijg je bij elke regel een noot. En als het niet bij elke regel is, is dat omdat ik niet in de gaten had naar wat of wie hij naar verwijst.”

Caesar: Romeins veldheer

“Wel heb ik de anderstalige woorden en citaten vertaald en een personenregister gemaakt. Bij zo’n personenregisters heb je trouwens altijd te maken met het zogenaamde Caesar-Romeins-veldheer-syndroom. Wat zet je bijvoorbeeld bij Hitler? Duits staatsman? Grootste onmens van de geschiedenis? Of alleen maar jaartallen? Op een gegeven moment kreeg ik een beetje gekke zin en ging ik een grapje uithalen bij bekende namen, zoals Alma Mahler (bitch) en Charles Dickens (een zeer slechte mens). Ook de uitgever vond dat wel leuk, na zo’n zwaar boek een lichte toets.”

Marilyn Monroe

“Kijk”, wijst hij. Boven de piano hangt een affiche, waarop Marilyn Monroe in een speeltuintje in een dik boek zit te lezen, de Ulysses van James Joyce. Ze heeft de moeilijkste roman uit de wereldliteratuur bijna uit. Dus toch niet zo’n dom blondje als we dachten. “Is dat nou echt?” vraagt hij. Wie ooit iets van Adorno heeft gelezen, zegt natuurlijk nee. Daarvoor zit haar lippenstift te goed en is de kinderlijke onschuld te dik aangezet. “En dan moet u weten dat ze daar verdiept is in de beroemde monologue interieur van Molly Bloom, het seksueel zeer expliciete slothoofdstuk.” Het blijft even stil. Dan vraagt hij: “Dus u denkt echt dat die foto helemaal in scène is gezet? Ik weet het niet. Ze lijkt nog zo jong…” Adorno had gelijk: een mens wil graag bedrogen worden. Zelfs als je hem goed gelezen hebt.


Wie was Theodor W. Adorno?

Theodor Wiesengrund Adorno (1903-1969) was socioloog, filosoof en musicoloog en vooraanstaand vertegenwoordiger van de Frankfurter Schule. Zijn beroemdste werk is de Dialektik der Aufklärung uit 1947, dat hij samen met Max Horkheimer schreef tijdens hun ballingschap in de Verenigde Staten. Ze betogen daarin dat het nazisme geen gruwelijke onderbreking  van de geschiedenis van Verlichting en vooruitgang was, maar er juist de logische catastrofe van was. Het idee dat we de natuur kunnen beheersen, leidt er namelijk onherroepelijk toe dat we ook elkaar gaan zien als ‘dingen’, die zo efficiënt mogelijk gemanipuleerd of zelfs uit de weg geruimd mogen worden. Horkheimer en Adorno geven daarbij speciaal de cultuurindustrie ervan langs, juist waar die pretendeert alleen maar onschuldig vermaak te leveren. Met deze Kritische theorie zou Adorno uitgroeien tot een icoon van de studentenbeweging van de jaren ’70. Het mocht niet verhinderen dat hij in 1969 door een groep radicale, blootgeborste studenten de universiteit uit werd getreiterd – kort daarop overleed hij aan een hartaanval.

Ook de Minima moralia (1951) werd in de Verenigde Staten geschreven. Het is een bundel met aforismen en kleine essays over ‘het leven’, voor zover dat nog mogelijk was in tijden van beschadiging. De titel (letterlijk: De kleinst mogelijke ethiek) verwijst naar Aristoteles’ Magna moralia (De grote ethiek).

Goed geschreven teksten zijn als spinnenwebben: dicht, concentrisch, transparant, kunstig gesponnen en stevig. Ze trekken alles naar zich toe wat kruipt en beweegt.

Het kind dat, gebogen over Duizend-en-een-nacht, in vervoering raakte door robijnen en smaragden, vroeg zich af waar nu precies het geluk vandaan kwam dat gepaard ging met het bezit van zulke stenen, die toch juist niet als ruilmiddelen maar als schat werden beschreven.


Wie is Hans Driessen?

Hans Driessen (foto Jörgen Caris)Hans Driessen (1953) studeerde filosofie en vertaalde al menig werk van Schopenhauer, Nietzsche en Sloterdijk. Hij deed dit volgens het Nederlandse Letterfonds zo ‘zuiver, scherp en gloedvol’, dat hij in 2010 bekroond werd als cultureel bemiddelaar. Vorig jaar maakte hij indruk met een vertaling van Thomas Manns Der Zauberberg, ter vervanging van Pé Hawinkels’ inmiddels gedateerde versie. Op dit moment werkt hij aan Alfred Döblins Berlin, Alexanderplatz.


Kaft Adorno, Minima moralia Kaft Adorno, Prisma's  Kaft Adorno, Zonder richtlijn

  • Theodor W. Adorno, Minima moralia. Reflecties uit het beschadigde leven. Vertaald door Hans Driessen. Nijmegen: Vantilt, 2013, 256 pag.

  • Theodor W. Adorno, Prisma’s. Cultuurkritiek en maatschappij. Vertaald door Mark Wildschut. Amsterdam: Octavo, 2012, 264 pag.
  • Theodor W. Adorno, Zonder richtlijn. Parva aesthetica. Vertaald door Mark Wildschut. Amsterdam: Octavo, 2012, 160 pag.

EEN GEREDIGEERDE VERSIE VAN DIT INTERVIEW VERSCHEEN OP 11 MEI 2013 INlogo Trouw