Recensie van Joshua Frydman, Japanse mythen. Goden, helden en geesten. Uit het Engels vertaald door Janne Van Beek. Athenaeum – Polak & Van Gennep, 263 blz.
4 sterren
De schrijver
Joshua Frydman studeerde Japans in Yokohama en aan de Yale Universiteit, waar hij in 2014 promoveerde op de geschiedenis van de ‘uta mokkan’, een poëzievorm uit de zevende en achtste eeuw. Momenteel doceert hij Japans aan de Universiteit van Oklahoma.
De thematiek
Japanse mythologie? Ik had er voor Frydmans boek nog geen beeld van. Maar zo’n titel maakt nieuwsgierig. Welke verhalen hadden de oude Japanners over hoe de wereld en de mensheid geschapen werden? Welke oerkrachten en goden zaten daarachter? Wat weet een gemiddelde westerling eigenlijk van de religieuze geschiedenis van Japan? Waren ze daar niet boeddhistisch? Of (even spieken) shintoïstisch, en dat ze hun keizer als een godheid vereren, wat in de Tweede Wereldoorlog onder Hirohito meer dan rampzalig uitpakte?
Nu, dat gat in mijn kennis heeft Frydman aardig gedicht. In nog geen tweehonderdvijftig bladzijden neemt hij vijftien eeuwen Japanse geschiedenis door, zoals die vanaf de achtste eeuw werd opgeschreven in stambomen, mythen en legendes over expansieve keizerinnen, heldhaftige prinsen, broedermoord en vergoddelijking. De eerste ‘kronieken’ dienden vooral als propagandistisch bewijs voor de goddelijke afkomst van de keizer, wiens functie tot het einde van de negentiende eeuw overigens voornamelijk symbolisch en ceremonieel was.
Centraal in het shintoïsme staat de verering van ‘kami’ (goden), zoals de oppergodin Amaterasu en haar familie. Maar ook bergen (de Fuji), rivieren, dieren (vossen, schildpadden, konijnen) en zelfs gebruiksvoorwerpen (zwaarden , spiegels en serviesgoed) kunnen een eigen, te respecteren kami hebben – in geval van ramspoed doet een mens (of regering) er goed aan om te ontdekken welke kami men tekort heeft gedaan en met welke reinigingsrituelen dat, desnoods postuum, weer rechtgezet kan worden.
Boeiend is ook de beschrijving van hoe dit inheemse pantheon in de vroege middeleeuwen werd verrijkt met legendarische boeddhistische figuren, die het shintoïsme van een morele en filosofische laag voorzagen. Regelrecht sprookjesachtig is vervolgens het hoofdstuk over de geesten, draken en monsters uit de folklore en volksverhalen; ze wemelen van de zwaardvechtende kraaigeesten, waterduivels die uit zijn op uw lever of beeldschone meisjes die geboren zijn uit een rietstengel.
Opvallendste stelling
Helemaal interessant is de vraag, of en hoe dit mythische verleden nog altijd leeft in het hedendaagse, technologisch hoogst ontwikkelde Japan. Zitten de kami, net als hun Griekse en Noorse collega’s, inmiddels op een vergeten berg te verpieteren, nu de meerderheid van de moderne Japanners zegt niet meer religieus te zijn? Maar nog wel een huisaltaar in ere houdt? En de god Tenjin nog altijd vereerd wordt in heiligdommen die bekend staan als ‘hemelvullende paleizen’ en vooral populair zijn bij scholieren en studenten die hulp vragen bij hun examens?
Frydmans stelling: de kami zijn nog springlevend in de moderne populaire stadscultuur. Mangastrips, computergames en horrorfilms, Godzilla: wie ze echt wil begrijpen, moet weet hebben van de Japanse mythologie.
Centrale zin
‘De Japanse mythologie is geen statisch gegeven, maar een dynamisch geheel dat altijd, ook nu nog, in beweging is.’
Redenen om dit boek niet te lezen
Ofschoon goed geschreven (en prima vertaald) is dit geen boek om even gauw-gauw-tussendoor te lezen, met al die goden, geesten en koningen die nogal eens meer dan één naam hebben of met elkaar delen. Rustig blijven ademhalen en zo nodig even terugbladeren of de index raadplegen dus. Verwacht ook niet dat u na dit boek opeens de Japanse ziel doorgrondt, behalve dan dat die minstens zo complex en lenig is als die van de rest van de wereld.
Redenen om dit boek wel te lezen
Wat kan lezen toch leuk en leerzaam zijn: je in je eigen tempo en taal door een bevlogen docent laten vertellen over de grote verhalen die aan de andere, minder bekende kant van de aardbol de wereld structureren. Die soms heel vreemd zijn, maar tegelijk ook verbazend sterk lijken over wat in onze eigen streken wordt verteld over Jozef, Merlijn, Sint Maarten of Duimelijntje. En hoewel helaas in zwart-wit: de vele, verfijnde illustraties mogen er zijn. Blikverruiming op z’n breedst.