Recensie van Sanne Bloemink, ‘Pijn. Een expeditie naar onbestemd gebied’. Pluim, 284 blz.
Onderzoeksjournaliste en schrijfster Sanne Bloemink is 36 en bruist na de geboorte van haar derde kind net weer van de toekomstplannen (Betonnen buikspieren! Een nieuw boek!), als er tijdens een pittige kickboksles een bliksemschicht door haar lichaam schiet en ze tegen de vlakte gaat. Helaas is het geen simpele sportblessure die met een ijszak, een ibuprofennetje en een paar dagen op de bank verholpen is: weken later voelt elke beweging nog als een tandartsboor en slaakt ze nog steeds oerkreten als aaa, ooo en au-au-au, als ze van bed naar toilet strompelt. Het blijkt een fikse hernia en het begin van een odyssee van inmiddels dertien jaar door de onderwereld van de chronische pijn. In ‘Pijn’ doet ze verslag van wat dat voor haar betekende.
Want dat doet wat met een mens: altijd pijn hebben. Eindelijk doorbreken als schrijfster? Naar de film? Een vergadering? Vergeet het maar, als je rechterbeen voortdurend onder stroom lijkt te staan en je hooguit een halfuurtje achterelkaar kunt zitten. Ravotten met je kinderen? Geen denken aan! Een interessant geestesleven? Je hebt wel wat anders aan je hoofd, je wilt maar één ding: dat die pijn ophoudt.
Wiebelkussens
Dus sleept Bloemink zich twee keer per week naar fysiotherapie, werkt ze aan haar zithouding en geeft ze een vermogen uit aan skippyballen en wiebelkussens. Ze bezoekt een acupuncturist, een chiropractor en een psychiater, maar het helpt geen zier. Krijgt oxycodon voorgeschreven, wat wonderbaarlijk wel werkt. Maar van dat paardenmiddel heb je snel steeds grotere doses nodig èn het is enorm verslavend – ook geen optie dus.
Ze bezoekt pijnpoli’s, gaat onder het mes, en inderdaad, daarna geeft de MRI-scan nauwelijks meer een uitstulping tussen haar rugwervels te zien. Maar pijnvrij? Nee. Je moet ermee leren te leven, is de boodschap. Waarna Bloemink in een revalidatiekliniek met een aantal lotgenoten een pijntraject ingaat, waar ze zich vooral ergert aan goedbedoelende psychologes die haar voorhouden dat haar lijden voortkomt uit verdrongen emoties en een negatieve manier van denken. Maar ze leert er ook gas terug te nemen, te proberen ‘in het moment te blijven’ en, het allerbelangrijkste, dat ze niet de enige met altijd pijn is.
Maar ‘Pijn’ gaat niet alleen over een ambitieuze vrouw die in de bloei van haar leven opeens haar carrièredromen de mist in ziet verdwijnen, maar ondanks alles toch maar mooi de energie heeft opgebracht om daar een boek over te schrijven. De meerwaarde van dit boek zit vooral in Bloeminks onderzoek naar de vele facetten van het verschijnsel pijn. Medisch, neurologisch, sociaal, psychologisch, literair, historisch, spiritueel, filosofisch, Frida Kahlo: er valt veel meer over pijn te zeggen dan alleen maar ‘au’.
Niet klagen maar dragen
Want het is een serieus probleem: er blijken in Nederland meer dan 2,5 miljoen mensen chronisch pijn te lijden, wat de maatschappij zo’n 20 miljard per jaar kost aan zorg en niet meer kunnen werken. Om maar te zwijgen over de eenzaamheid waartoe de pijnlijder gedoemd is: gezellig meedoen gaat zelden en het medeleven van je machteloze omgeving kent al gauw z’n grenzen. Dus niet klagen maar dragen, want voor zeurpieten heeft zelfs de huisarts al nauwelijks tijd meer.
Op dus naar een pijnloze wereld? Nou nee, want op zich is acute fysieke pijn bijzonder nuttig: wie z’n hand verbrandt, zal die ogenblikkelijk terugtrekken om erger te voorkomen – een reflex die leprapatiënten bijvoorbeeld missen, met allerlei akelige verwondingen en verminkingen als gevolg.
Eeuwige straf?
En heeft pijn ook een spirituele kant? Brengt het je dichter bij God? Krijg je inderdaad een betere band met je baby als je die zonder ruggenprik baart? Of hebben vrouwen zo’n ‘natuurlijke bevalling’ maar te ondergaan als eeuwige straf voor Eva’s ongehoorzaamheid? En wat te denken van zelfkastijding en masochisme?
Het blijkt nogal uit te maken of je je pijn als zinnig ervaart. Zo was Bloeminks pijn bij de geboorte van haar eerste kind vele, vele malen erger dan die van haar hernia, maar uiteindelijk toch een stuk overkomelijker, omdat het een doel had (en tijdelijk was). Maar wat is het nut van een hernia? Die we waarschijnlijk alleen maar te danken hebben aan het feit dat we ooit rechtop zijn gaan lopen, terwijl onze rug daar nog steeds niet op afgesteld is?
Tussen de oren
Helemaal lastig wordt het als je pijn geen aanwijsbare lichamelijke oorzaak (meer) heeft of er geen duidelijke diagnose gesteld kan worden, zoals bij long covid. Want het kan naar uitpakken voor je bestaanszekerheid als een verzekeringsarts over je uitkering moet beslissen en je moet bewijzen dat je geen aansteller of simulant bent. Of, bijna net zo stigmatiserend, dat je te horen krijgt dat het ‘tussen je oren’ zit en ‘psychisch’ is – wat dan meestal over vrouwen gaat.
Of zit dat probleem nog altijd in de strenge scheiding die René Descartes in de zeventiende eeuw is gaan maken tussen lichaam en geest, zoals Bloemink stelt? En dat we daar vanaf moeten? In de hedendaagse pijnpoli’s weet men namelijk allang dat er sprake is van een wisselwerking tussen fysieke pijn en depressiviteit of angst. Ook kunnen mensen inderdaad goed ziek worden van traumatische ervaringen – al blijft het baarlijke onzin om te denken dat binnenvetterij tot kanker leidt.
Bizarre theorieën
Daarnaast, zo blijkt uit Bloeminks gesprekken met een aantal pioniers van het nieuwste wetenschappelijke pijnonderzoek, kan je zenuwstelsel door bijvoorbeeld een op zich onschuldige, tijdelijke ontsteking opeens ‘op hol’ slaan. En dat kan dan het begin zijn van chronische, nauwelijks te traceren pijn in je lijf.
En zo verkent Bloemink onze pijn, ook op de vraag of en zo ja waardoor dan we er de laatste decennia zoveel kleinzeriger op zijn geworden en waarom we tegenwoordig rekenen op een perfect en pijnloos bestaan. Ook bespreekt ze bizarre theorieën, zoals de negentiende-eeuwse overtuiging dat pijngevoeligheid een teken van intelligentie en ontwikkeling zou zijn: zo zouden redeloze dieren, baby’s en mensen met verstandelijke beperking of een zwarte huid van nature veel beter bestand zijn tegen pijn (lees: mishandeling) dan witte mensen, die bovenaan de beschavingsladder meenden te staan.
Natuurlijk blijft Bloemink nog altijd hopen op een doorbraak in de medische wetenschap en een pijnvrij rechterbeen. Maar een wereld zonder chronische pijn? Nee, dat zal nog lang een onhaalbare en dus wrede illusie blijven. Negeren dan maar en in stilte stoer doorbikkelen? Dat al helemaal niet.
Maar het wordt, vindt Bloemink, wel hoog tijd dat we als samenleving gaan beseffen dat iedereen kwetsbaar is en hoe dat inzicht ons kan verrijken. Die les stak Bloemink op bij bijvoorbeeld Virginia Woolf, die erop wees dat staande, gezonde mensen in de regel vooral letten op de vaste vormen recht voor hun neus, terwijl de bedlegerigen onder ons veelal omhoog kijken en oog krijgen voor de altijd verschuivende, ongrijpbare wolken.
Slangenbeet
Nog mooier vond ikzelf Bloeminks interpretatie van het verhaal van Philoktetes, uit de tragedie van Sophokles. Deze Philoktetes had namelijk op weg naar het te veroveren Troje door een slangenbeet een pijnlijke en stinkende wond aan zijn voet opgelopen, waarop zijn Griekse strijdmakkers hem eenzaam op het eiland Lemnos hadden achtergelaten: van zo’n onrein riekende jammeraar heb je immers alleen maar last. Totdat negen jaar later een ziener de Grieken voorspelde dat ze zonder Philoktetes Troje nooit zouden veroveren. Maar hij weigerde (uit schaamte?) te komen en het lukte zelfs de immer listige Odysseus niet hem mee te krijgen. Uiteindelijk moest halfgod Herakles opdraven om hem uit zijn isolement te lokken, waarop de Grieken inderdaad eindelijk de oorlog wisten te winnen.
Of de Trojanen die les daaruit gepeurd zullen hebben, vraag ik me af, maar voor Bloemink is de boodschap voor het nu helder: kijk als samenleving niet langer over al die 2,5 miljoen chronische pijnlijders heen, want we horen erbij.