Recensie van Anthony Bale, Op reis in de Middeleeuwen. De wereld door de ogen van geleerden, spionnen en heiligen (A Travel Guide to the Middle Ages. The World Through Medieval Eyes). Uit het Engels vertaald door Fred Hendriks. Balans, 352 blz.
We reizen weer wat af, sinds corona, nu het weer kan en mag. Zoláng het nog kan en mag, want de taal is inmiddels verrijkt met het woord ‘vliegschaamte’ en ons wordt (voorlopig nog beleefd) geadviseerd om voor het klimaat alsjeblieft in eigen land op vakantie te gaan, het liefst per fiets. En dan ben je vanaf het Domplein naar Appelscha al gauw twee dagen onderweg. Vijf eeuwen geleden zal zo’n tripje nog veel meer tijd gekost hebben: te voet, te paard of misschien een stuk per schip. En niks geen strak asfalt, elke vijf kilometer een knooppuntenkaart of een waterdicht regenpak, maar moerassen en struikovers alom. Nou, mij kreeg je de deur niet uit.
Toch werd er in de late Middeleeuwen heel wat afgereisd, vaak tot ver buiten de eigen contreien. Ontspannen plezierreisjes waren dat inderdaad niet, zo blijkt uit de meer dan tachtig teksten van toen, waaruit de Britse hoogleraar mediaevistiek Anthony Bale (1975) voor zijn boek ‘Op reis in de Middeleeuwen’ heeft geput. Binnen Europa ging dat veelal om bedevaarten naar beroemde steden als Aken, Ulm en Rome, waar je bij heilige relieken genezing hoopte te vinden voor bijvoorbeeld kinderloosheid of een beroerd huwelijk.
Aflaat
Of waar je dank kon betuigen, omdat je de pest had overleefd. Of, misschien nog belangrijker, boete kon doen voor bedreven zonden en zo je komende verblijf in het vagevuur aanzienlijk kon verkorten. Wie bijvoorbeeld tijdens in het jubeljaar 1350 Rome bezocht, was zelfs verzekerd van een volledige aflaat – een vooruitzicht waarop maar liefst een miljoen pelgrims uit heel Europa afkwamen.
Op de golven van dat toerisme bloeide de markt voor reisverhalen en –gidsen. Want wie op bedevaart wilde (of moest), wilde natuurlijk weten wat de veiligste route was en welke ontberingen de pelgrim te wachten stonden. Waar kon je geld wisselen? Overnachten? Hoe smerig was het daar? Wat moest je vooral niet vergeten mee te nemen? Welke oorden waren aan welke heilige gewijd? Wat was er in die stad nog meer te beleven? Hoe gastvrij of vijandig werd je er onthaald? Hoe hield je je darmen op orde? Bestreed je een kater van lokale brouwsels? Bale laat er zijn bronnen smakelijk over vertellen, terwijl hij met ze meewandelt door een aantal beroemde bedevaartsoorden van weleer.
Veren bed of stenen beker
Zo gaat de reis van Engeland via Keulen en Konstanz richting Rome, waarbij de graaf van Derby op pad ging met een privélegertje en een nieuw veren bed, terwijl augustijner broeder Thomas Dale weinig meer nodig had dan een stenen beker, wat canvas ondergoed en een afbeelding van de maagd Maria.
Opvallend verschil met de moderne reiziger: vrijwel niemand had indertijd onderweg oog voor wat we nu natuurschoon noemen: de Alpen waren niet mooi of subliem, maar een geduchte barrière. Ook aan de klassieke ruïnes liep de middeleeuwse Romeganger straal voorbij, op weg naar de vervallen Oude Sint-Pieterbasiliek en het gehavende houten beeld van Paulus, waarvan menig pelgrim een stukje afsneed voor mee naar huis.
Verzonnen Via Dolorosa
Het ultieme pelgrimsdoel was natuurlijk Jeruzalem: wie dat haalde, zou het vagevuur overslaan. Punt was alleen dat het Heilige Land sinds 1291 in handen was van de (islamitische) mammelukken. Die hadden geen bezwaar tegen christelijke pelgrims, mits die zich onder begeleiding beperkten tot de toegestane routes, zoals de (verzonnen) Via Dolorosa. Ook moest er duur betaald worden voor elke verleende dienst: de ridder die in 1508 weigerde te betalen voor een nachtelijk bezoekje aan de latrine, werd in elkaar geslagen en stierf de volgende dag. Soms ging de reis nog verder naar Bethlehem, de Sinaï en Egypte, waar bijbelvaste pelgrims de piramides nogal eens aanzagen voor de graanschuren van Jozef.
Het waren overigens niet alleen maar mannen die zich aan zo’n gevaarlijke reis waagden, zo blijkt uit de belevenissen van de Engelse mystica Margery Kempe, wier autobiografie Bale in 2015 opnieuw heeft uitgebracht. Ze werd onderweg vreselijk gepest door haar reisgenoten, uit ergernis aan haar veelvuldige tranenrijke mystieke getuigenissen. Toch hobbelde ze met hen mee, omdat God haar verteld had dat haar reisgenoten geen kwaad zou overkomen zolang zij in hun gezelschap was. Daarnaast was het, niet alleen voor vrouwen, sowieso niet wijs om in je eentje langs ’s heren wegen te gaan.
Aardappel
Jeruzalem mocht dan het centrum van de middeleeuwse cartografie zijn, de wereld hield daar vanuit Europa gezien nog lang niet op, dat was algemeen bekend sinds Marco Polo terug was uit China. Een schitterend vertrekpunt voor alle verhalen over de laatmiddeleeuwse reizen naar het einde van de wereld vond Bale in een museum in Neurenberg. Daar had zeevaarder en handelaar Martin Behaim rond 1491 de eerste wereldbol laten maken. Amerika ontbrak daarop natuurlijk nog, maar Behaims ‘aard-appel’ toonde zo’n tweeduizend reisdoelen plus allerhand verbazende wetenswaardigheden, zoals over waar volkeren met veren woonden.
Niet verslikken
En zo trokken sinds 1300 steeds meer Europeanen steeds dieper Azië en Afrika in. Handelaren, missionarissen, spionnen: ze beschreven karavaanserails en onvoorstelbare overvloed, de bekeerbaarheid van deugdzame brahmanen en de zwakke plekken in de verdediging van schitterende heidense steden. Er werden diplomaten uitgezonden naar de christelijke koning Prester Johannes, om hem te bewegen samen op te trekken tegen de Turken – maar waar zijn legendarische rijk lag (in Ethiopië? India?), dat heeft men nooit kunnen ontdekken. Er waren verhalen over paradijselijke ‘all inclusive’ ontvangsten in gouden paleizen, maar ook over gevangenissen en berovingen. Ook kreeg je praktische tips: zo moest je je tijdens een maaltijd in een Mongoolse joert vooral niet verslikken, want dan werd je naar buiten gesleurd en ter plekke gedood.
Vrolijke verzinsels van een monnik?
‘Op reis in de Middeleeuwen’ staat vol met dergelijke bizarre weetjes en verrukkelijke anekdotes uit de eerste en tweede hand, over zaken die reizigers en thuisblijvers indertijd verbaasd zal hebben. Onvoorstelbare rijkdom, naaktloperij, volkeren met hondenkoppen.
En daar kunnen wij ons weer over verbazen: zouden de lezers in 1350 dat van die hondenkoppen werkelijk geloofd hebben? Of zou menigeen dat al meteen, zoals Bale vermoedt, herkend hebben als een vrolijk verzinsel van een monnik in een kloosterbibliotheek?
Of andersom: dat je juist opkijkt van wat Bales middeleeuwse zegslieden in den vreemde schokkend gewoon vonden, zoals wrede executies, slavernij en de felle haat tegen de Joden die ze tegenkwamen. Of dat je herkent hoe veel Europese reizigers zich moreel ver verheven voelden boven de ‘heidenen’.
Waarbij me toch wel van het hart moet dat Bale de christelijke afkeer van de Indiase ‘sati’, de inmiddels verboden praktijk om de weduwe levend te verbranden op de brandstapel van haar echtgenoot, wel erg gemakkelijk relativeert met een verwijzing naar de Europese ketterverbrandingen, de marteldood van de heilige Laurentius en de arrogantie van het latere kolonialisme.
Chinezen in Ierland
Tegenover dat minpunt staat dan weer een bonusbal voor Bales hoofdstuk over hoe reizigers uit het oosten op hun beurt aankeken tegen het Verre Westen. Voor het gerucht dat rond 1470 twee Chinezen Ierland aandeden, bestaat helaas geen bewijs, maar er zijn wel verslagen van oosterse expedities naar onder meer het eiland Hormoez in de Perzische Golf. Dat werd daarin geprezen om zijn oprechte en gulle inwoners en hun ambachtelijke vaardigheden, terwijl enkele jaren later een franciscaner monnik uit de buurt van Venetië vooral klaagde over de hitte daar, waardoor ‘de testikels van mannen tot op hun knieën hingen’. Heus, ik verzin dit niet. Ik heb het echt zelf gelezen in dit heerlijke boek van Anthony Bale.
EEN GEREDIGEERDE VERSIE VAN DEZE RECENSIE VERSCHEEN OP 18 NOVEMBER 2023 IN
Lees hier ook m’n recensie van Vreemde verwanten. De wereld buiten Europa, 1400-1600, van Ernst van den Boogaart.