De valkuilen van de familiekroniek

Recensie van Maria Stepanova, Voorbij het geheugen. Een familiegeschiedenis. Uit het Russisch vertaald door Jan Robert Braat. 400 blz.


Kaft StepanovaDichteres Maria Stepanova (1972) is tien als ze voor de eerste keer besluit dit boek nog niet te schrijven, maar wel begint ze dan op enveloppen en systeemkaartjes de flarden van haar Joods-Russische familiegeschiedenis neer te krabbelen. Compleet zal haar verhaal helaas nooit worden, want het aantal mensen dat haar kan vertellen hoe het geweest was, slinkt of heeft daar, zoals haar ouders, steeds minder behoefte aan; haar vader verbiedt haar zelfs uit zijn brieven te citeren.

En dan niet, zoals u wellicht denkt, omdat zijn belevenissen of herinneringen te gruwelijk voor woorden zijn: op een bij Leningrad gesneuvelde achteroom na heeft haar familie gek genoeg alle verschrikkingen van de twintigste eeuw overleefd, al was het soms kielekiele. Nee, Stepanova’s vader wil de schelmenstreken uit zijn brieven niet gepubliceerd zien, omdat ze bedoeld waren om zijn familie te vermaken; niet om van waarheid te getuigen. Dan beseft Stepanova dat ze al die jaren vooral bezig is geweest met zichzelf en haar eigen fantasieën over mensen die na hun dood niet meer konden tegenstribbelen tegen haar pogingen om hun leven interessant te maken.

Leef interessant! Deze raad van overgrootvader Misja Fridman ooit aan een neef spreekt Stepanova al jong aan in haar verlangen naar een bloemrijk leven. Maar een familiemotto is het nooit geweest: tot haar verbazing blijken haar meeste omaatjes en opaatjes zich vooral te hebben ingespannen om zo onzichtbaar, oninteressant en saai mogelijk te blijven.

De enige echte heldin uit haar voorgeslacht is overgrootmoeder Sarra uit 1885, die volgens de familielegende in 1907 nog op de barricaden heeft gestaan en in de tsaristische gevangenis heeft gezeten – maar zelfs voor dat (apocriefe?) verhaal ontbreekt elk bewijs. Wel waargebeurd en ook best stoer: Sarra vertrok in haar eentje vlak na de Dreyfusaffaire in 1908 naar Frankrijk om medicijnen te studeren en haar achterkleindochter bewaart nog altijd de messing deurplaat met daarop ‘DOCTOR S.A. GINZBURG-FRIDMAN’, die ze terug in Rusland in 1916 op haar praktijk liet schroeven. Een goede opleiding, ook voor meisjes, was in de familie bijna religieuze plicht. ‘Wij zijn joden,’ kreeg Stepanova van jongs van aan te horen, ‘je kunt het je niet veroorloven niet te studeren.’

Het begin van Stepanova’s boek gaat voor een belangrijk deel over de werking van het geheugen of liever gezegd: het ‘nageheugen’ (postmemory), want er is een enorm verschil tussen de herinnering aan wat er gebeurd is en de herinnering aan wat er verteld is.

Ander probleem: hoe hecht je betekenis en belang aan al die vaak naamloze en ongedateerde foto’s , wenskaarten en agenda’s die je in het huis van je overleden tante vindt? Aan je herinnering aan de verhalen die je moeder vroeger vertelde bij de fotoalbums, aan brieven en kladjes? En wat te doen met dat intense gevoel van verwantschap dat je ervaart als je voor het eerst van je leven bij het huis van je overgrootvader staat en dan achteraf blijkt dat je je in het huisnummer hebt vergist?

Stepanova beschrijft haar obsessieve zoektocht naar haar bakermat, langs begraafplaatsen, archieven, musea tot in afgelegen dorpjes waar ooit ene Ginzburg een winkel in naaimachines dreef en een beroemde paardenmarkt was. Ze slaapt in een hotelkamer waar een eeuw geleden Sarra vermoedelijk heeft gewoond, in een stad waar ze Kafka, Rilke of Apollinaire kan zijn tegengekomen.

Haar breiwerk bestaat uit minutieus beschreven familiedocumenten, associatieve zelfanalyses en uiteenlopende essays over kunstthema’s als fotografie, Charlotte Salomon, de boxjes van Joseph Cornell en piepkleine porseleinen poppetjes. Soms lucide, soms gezocht raadselachtig, maar altijd weer net op tijd poëtisch en vol belezen verwijzingen naar de internationale en Russische kunst- en literatuurgeschiedenis met bekende en minder bekende namen als Nabokov, Sontag, Hirsch, Celan, Borges, Barthes, Achmatova, Pasternak, Sebald, Mandelstam, Gogol enzovoorts enzovoorts.

Nee, als het u gaat om een overzichtelijke, rechtlijnige reconstructie van het (on)bijzondere leven van Stepanova’s voorgeslacht, dan zult u in dit boek snel stranden. Maar als u – en welk goed opgeleid, bemiddeld mens voelt tegenwoordig niet die verplichting? – rondloopt met het idee om uw familiekroniek te schrijven en wilt weten welk verraderlijke spel mens, geheugen en documenten met elkaar kunnen spelen: in de la met uw plannen en eerst aan de studie met Stepanova.


EEN GEREDIGEERDE VERSIE VAN DEZE RECENSIE VERSCHEEN OP 2 MAART 2019 IN

logo Trouw