Engelen met een apenstaart

Twee reacties bij de verschijning van Karen Armstrongs boek ‘In naam van God. Religie en geweld’. Amsterdam: Bezige Bij, 2015, 638 blz.


Kaft Armstrong In naam van GodReligie en geweld. Het lijken twee bloedige handen op één buik, vooral als het over de islam gaat. Maar ook christenen kunnen er wat van: kruistochten, brandstapels en – nog niet zo lang geleden – etnische zuiveringen in Bosnië. Vlijmscherpe argumenten tegen elke vorm van religie? Maakt het geloof mensen inderdaad zo wreed? In haar nieuwste boek In naam van God onderzoekt Karen Armstrong de wereldgeschiedenis op het verband tussen geweld en religie. Aynur Aydinli en Pierre Eijgenraam zijn lid van de Arnhemse gespreksgroep Bijbel & Koran, die al vijftien jaar bijeenkomt, beurtelings in kerk en moskee. Ze reageren op vijf stellingen uit Armstrongs boek, dat vandaag verschijnt.

Geweld zit in de mens, in elk mens.

Eijgenraam: “In mijn kerk wordt – althans op papier – de Heidelbergse Catechismus nog in ere gehouden. Daarin staat dat de mens ‘geneigd is tot alle kwaad’ en ‘onbekwaam tot enig goeds’. Dat laatste lijkt mij overdreven, het eerste is ontegenzeglijk waar. In extreme situaties zijn gewone mensen tot extreme dingen in staat: plundering, marteling, moord. Maar ook tot barmhartigheid en heldendom. Ik denk graag dat dat laatste voor mij zou gelden, maar ik kan het niet garanderen. Agressie, hardheid en onverschilligheid liggen ook in mij op de loer.”

Aydinli: “De Turks-Perzische dichter en soefimysticus Rumi heeft dat in de 13e eeuw heel treffend verwoord: mensen hebben de vleugels van een engel en de staart van een aap. Die vleugels brengen ons omhoog, maar die staart haalt ons omlaag. We zijn arme wezens: er wordt aan twee kanten aan ons getrokken. Ook de Koran legt uit dat de mens kan dalen tot het laagste van het laagste. We hebben het dus in ons om ‘engelachtig’ te zijn, maar zeker ook het tegenovergestelde.”

In naam van God zijn en worden inderdaad veel gruweldaden begaan, maar dat is geen argument tegen religie als zodanig.

Aydinli: “Ook niet-religieuze fanatiekelingen (Breivik, Volkert van der G.) begaan gruweldaden; ik zie daarin geen verschil. Het zit niet in wel of niet religieus zijn. Sommige mensen geloven met hun verstand en hart. Anderen geloven op basis van imitatie, denken niet na, doen wat een ander doet of zegt. In de meeste gevallen gaat dat goed, maar soms gaat het vreselijk fout. Maar om nogmaals met Rumi te spreken: als je niet naar de liefde vliegt, waar heb je dan vleugels voor?”

Eijgenraam: “Zelfs uit naam van de Verlichting zijn gruweldaden begaan. De Franse revolutie heeft heel wat mensen publiekelijk onthoofd uit naam van liberté, égalité, fraternité. Niet dat die idealen niet deugden; ze bleken wèl vatbaar voor misbruik. Dat geldt ook voor godsdienst. Godsdienst kan goede mensen beter maken (de geschiedenis bewijst het) en slechte mensen slechter. Dat bewijst de geschiedenis helaas ook.”

Als islamitische jongeren radicaliseren, heeft dat eerder te maken met een gebrek aan religieus onderwijs en een oeroude drang naar extase, heroïek en erkenning dan met de religieuze leer.

Aydinli: “Ik denk dat het veel complexer is, maar het gebrek aan gedegen (religieus) onderwijs is vermoedelijk inderdaad een belangrijke factor. Daarnaast hoor je ook geluiden van mensen die sympathiseren met gewelddadige acties, omdat ze vinden dat het Westen niet kan blijven toekijken bij het vuur dat het ver van huis heeft gestookt. Mensen die geloven dat de ellende in Irak, Syrië, Egypte en Gaza wordt aangewakkerd door het Westen. De radicaliserende jongeren voelen woede en onmacht en worden daarin vervolgens weer opgestookt door anderen. Het is een ellendige reactie op de ellende in de wereld.”

Eijgenraam: “Ik ken persoonlijk geen geradicaliseerde islamitische jongeren en weet dus weinig over het waarom. Maar soms moet ik bij hen denken aan mensen die tijdens de oorlog in het verzet gingen. Ze deden dat uit woede over de bezetting of uit liefde voor het vaderland, vaak ook vanuit hun geloof of politieke overtuiging. Meespelen kon ook dat hun vrienden het deden of dat ze naar spanning en avontuur verlangden. Radicale keuzes en alledaagse impulsen gaan soms hand in hand. Dat zal voor radicale islamisten ook wel opgaan, al is hun strijd natuurlijk een andere dan die van toen. Overigens zijn de moslims die ik ken, over het algemeen ‘radicaal’ in hun geloofsbeleving en juist daarom zachtmoedig en sociaal bewogen.”

Als er geen ruimte meer is voor ‘het heilige’, weerhoudt niets ons er meer van om iedereen die ons voor de voeten loopt, uit de weg te ruimen.

Aydinli: “Niet onze overtuigingen, maar onze tekortkomingen zijn het probleem. Het is geen kunst om vrienden te zijn met mensen die net als wij zijn. De uitdaging is om in dialoog te kunnen gaan met mensen die heel moeilijk voor ons zijn, die helemaal niet zijn zoals wij. Zo kun je de wereld leefbaar houden; Karen Armstrong schrijft daarover in haar boek over compassie. Die gedachte kwam ik ook tegen in een gedicht van Yunus Emre, een tijdgenoot van Rumi: ‘Laten we liefhebben en onszelf geliefd maken. De aarde is tenslotte niemands erfenis’.”

Eijgenraam: “Deze stelling doet me denken aan Lucebert: ‘Alles van waarde is weerloos’. Cultuur, religieuze tradities en de zorg voor kwetsbare mensen (ouderen, vluchtelingen) moeten tegenwoordig vaak wijken voor economische ‘wetten’. Iets meer ontzag voor weerloze mensen en immateriële waarden zou onze samenleving goed doen, lijkt mij.”

De samenleving moet religie weer kunnen gaan ervaren als bron van vrede.

Eijgenraam: “Volgens mij is religie een reële bron van vrede in de samenleving. Kerken, moskeeën en synagogen bieden mensen een geestelijk thuis en geven morele en daadwerkelijke ondersteuning. Gelovige mensen doen veel goeds en blijken ook oververtegenwoordigd in niet-religieus vrijwilligerswerk. Maar religie heeft wel een serieus imagoprobleem. Uitwassen komen altijd vergroot in het nieuws. Daarnaast zijn veel geloofsgemeenschappen meer met zichzelf bezig dan met hun omgeving. Het is positief dat moskeeën sinds ‘Parijs’ naar buiten treden en laten zien waar ze voor staan. Het zou nog mooier zijn als gelovigen uit verschillende religies dat samen doen.”

Aydinli: “Het is een groot misverstand dat religie gewelddadig is; religie is zeker een bron van vrede. Dat moeten we uitdragen en daarin moeten we elkaar versterken. Het kost immers meer moeite om goed nieuws te verkondigen dan slecht nieuws. Als je vooroploopt voor de vrede, is elke gruwelijke gebeurtenis een tegenslag. Je krijgt telkens het gevoel dat je weer opnieuw moet beginnen. Dat maakt me soms moedeloos. Maar het blijft onze taak om de vleugels die we hebben gekregen, te gebruiken en omhoog te vliegen. En ja, dan moet je onderweg regelmatig turbulenties trotseren.”


Wie is Karen Armstrong?

De Engelse Karen Armstrong (1944) was ooit non, maar trad in 1969 uit. Inmiddels is ze een vooraanstaand schrijfster van vaak lijvige interreligieuze standaardwerken, zoals Een geschiedenis van God en De strijd om God, over de geschiedenis van het fundamentalisme. Ook waagde ze zich in De profeet aan de biografie van Mohammed. In 2007 won ze de TED-prijs en met het prijzengeld daarvan heeft ze het interreligieuze Handvest voor compassie opgesteld. In naam van God. Religie en geweld verschijnt vandaag; morgenavond gaat Armstrong er bij het Writers Unlimited Winternachtenfestival in Den Haag over in discussie met essayist Paul Scheffer en de Egyptische schrijver Muhammad Aladdin.


Een geredigeerde versie van dit artikel verscheen op 15 januari 2015 in logo Trouw