Het moeizame ontstaan van de ‘Dialectiek van de Verlichting’

Interview met Martin Mittelmeier, auteur van Vrijheid en duisternis. Hoe twee filosofen van de Frankfurter Schule het boek van de eeuw schreven. Uit het Duits vertaald door Mark Wildschut, Ten Have, 286 blz.


De ‘Dialectiek van de Verlichting’ is een van de belangrijkste (maar ook moeilijkste) filosofische boeken van de vorige eeuw. Martin Mittelmeier schreef een boek over hoe het ontstond en wat dat te maken had met het leven van de schrijvers ervan, Max Horkheimer en Theodor W. Adorno. En dat het een wonder is dat hun boek ooit verschenen is en eigenlijk nog lang niet af was.

Martin Mittelmeier was al snel verkocht toen hij in de jaren ’90 als ‘stuurloze doorsneestudent’ verzeild raakte in een seminar over de ‘Dialectiek van de Verlichting’, het belangrijkste werk van Max Horkheimer en Theodor W. Adorno , twee filosofen uit de Frankfurter Schule. Ze hadden het geschreven in de oorlog, tijdens hun ballingschap in Amerika en het beloofde te verklaren hoe het heeft kunnen gebeuren dat de mensheid opeens was vervallen tot de barbarij van met name het nazisme. Terwijl we toch meenden dat de beschaving er sinds de Verlichting gestaag op vooruit zou gaan, nu we eindelijk rationeel waren gaan denken en het heil niet langer zochten bij mythes en duister bijgeloof.

Maar hoe dan fascisme en Shoah te duiden? Als tijdelijke verstandsverbijstering en terugval in de geschiedenis? Een catastrofe van buiten af? Of lag dit absolute dieptepunt van de menselijke beschaving, zoals Horkheimer en Adorno stelden, al besloten in het maar al te mythische geloof in de vooruitgang? Dat volgens hen niet pas uit de achttiende eeuw van Kant en De Sade stamde, maar al zichtbaar was bij Homerus’ Odysseus? En waarom klonk die historisch-politiek-filosofische analyse een halve eeuw na de overwinning op het nazisme nog altijd zo actueel en urgent?

Punt was wel dat de ‘Dialectiek van de Verlichting’ niet alleen een veelbelovend, maar ook een heel moeilijk en onverbiddelijk kritisch boek was – student Mittelmeier begreep er dertig jaar geleden in eerste instantie niets van en dat lag niet alleen aan het filosofische jargon. Hoe vaak hij het sindsdien gelezen heeft? Mittelmeier: ‘Vaak. En er ook vaak aan begonnen en het dan uitgeput weer weggelegd. Geprobeerd achteraan te beginnen. Weer van voren af aan, op zoek naar handreikingen. Opnieuw gemist. Het op een dag maar opgeven.’ Toch liet het sombere boek hem niet los, omdat er toch ook momenten van tederheid en verzoening in verstopt bleken te zitten. Dus weer opnieuw begonnen.

Maar het blijft een raadselachtige tekst en dat ligt volgens literatuurwetenschapper Mittelmeier vooral aan de literaire vorm ervan: ‘Het is geen boek dat je van voor naar achteren kunt lezen, je moet erin rondwandelen. Het heeft namelijk een heel andere, veeleisender structuur dan waaraan we gewend zijn en waarin we opgeleid zijn: argumenten, causale verbanden, daarom dit, kortom dat. Dat kun je volgen en dan ben je ervoor of ertegen.

Maar de these van dit boek is nu net dat deze instrumentele manier van denken in zichzelf al onderdrukkend en gewelddadig is, dat we daarom anders moeten gaan denken, zonder irrationeel te worden. In plaats daarvan gebruiken Horkheimer en Adorno dialectische beelden: kruisvormige zinnen waarin tegengestelde begrippen aan elkaar gekoppeld worden. Zoals deze: “Het animisme had de zaak bezield, het industrialisme verzakelijkt de zielen”. Of deze, die hun hele boek samenvat: “Reeds de mythe is verlichting, en: verlichting slaat om in mythologie.”’

‘Maar er is nog andere, heel banale reden waarom het zo’n moeilijk boek is: ze hebben het nooit afgemaakt. Dat beruchte hoofdstuk over het massabedrog van de cultuurindustrie was nog maar half af! In de eerste, gestencilde versie van het boek uit 1944 stond daar nog onder: wordt vervolgd. Dat zinnetje is in de druk van 1947 weggelaten, dat is gewoon een fragment gebleven, terwijl er nog heel veel materiaal was dat ze beloofd hadden eraan toe te zullen voegen.

En het spannende is: ik denk dat dit boek nooit zo’n grote invloed op de generatie van ’68 had gehad, als het was geworden tot wat de schrijvers er ooit mee van plan waren geweest, als al hun empirische materiaal erbij had gezeten. Want daardoor heeft het dat zeldzaam massieve torso, die belofte van: als ik me nog iets meer inspan, dan begrijp ik hoe het tot het fascisme kon komen.’

Nu zijn er al talloze inleidingen en toelichtingen geschreven op de ‘Dialectiek van de Verlichting’. Waarom nu een boek over hoe dat boek is ontstaan?

‘Ten eerste omdat het een klassieker uit de geschiedenis van de filosofie is, het is altijd nuttig als je die nogmaals van dichtbij bekijkt. Daarnaast geloof ik dat je het boek beter begrijpt als je de ontstaansgeschiedenis ervan kent. En die was heel spannend, want het is ook het verhaal van de emigratie en de vraag: zullen ze het overleven?’ Horkheimer en Adorno maakten in Frankfurt immers deel uit van het van oorsprong marxistische ‘Institut für Sozialforschung’, dat in 1933 door de Gestapo ontbonden was en waarvan de (veelal Joodse) medewerkers Duitsland moesten ontvluchten. Walter Benjamin bijvoorbeeld, de grote inspirator van de ‘Dialectiek van de Verlichting’, overleefde het niet – hij maakte in 1940 in Spanje een einde aan zijn leven.

‘Ook de geschiedenis van het Instituut, dat via Genève naar New York was gevlucht, is spannend. Lukt het directeur Horkheimer inderdaad de groep bij elkaar te houden? Het onderzoek te financieren? Samen te werken? Inderdaad een boek te schrijven dat de eigen tijd kan verklaren?’

‘Spannend en deels amusant is ook hoe de dingen steeds niet lukken. Horkheimer probeert het Instituut steeds verder in te krimpen, tot hij met alleen Adorno overblijft. Ze trekken zich terug aan de Californische Rivièra (waar ook Thomas Mann resideert), om dat ene grote filosofische werk van de eeuw te schrijven. Maar ook daar ze worden steeds onderbroken, ze krijgen het maar niet af. Ze krijgen bijvoorbeeld een geweldige opdracht voor een onderzoek naar antisemitisme, waarin ze veel belangrijke dingen hebben gedaan die ze goed in de ‘Dialectiek van de Verlichting’ hadden kunnen verwerken.’

U schrijft in ‘Vrijheid en duisternis’ niet alleen over de betekenis van de ‘Dialectiek van de Verlichting’, maar ook over de persoonlijke verhoudingen en omgangsvormen binnen het Instituut, over onhebbelijkheden, haat & nijd, affaires, voortrekkerij, machogedrag. Hoe modieus is dat?

‘Het is inderdaad een tendens in de geschiedschrijving om de alledaagse leefwereld heel serieus te nemen, dat is ook academisch interessant. Het heeft belangrijke cultuurhistorische boeken opgeleverd, zoals van Wolfram Eilenberger, of ‘1913’ van Florian Illies. Maar je moet er wel voorzichtig mee zijn. Het is misschien niet altijd gelukt, maar ik heb steeds geprobeerd niet zomaar leuke oppervlakkigheden te vertellen. Zelfs als ik over Adorno’s affaires schrijf, gaat het om de vraag: hoe denken ze over de positie van vrouwen? Wat is het verband met de theorie en de tekst?’

Uw Nederlandse uitgever prijst uw boek aan als een intellectuele thriller. Nu heeft u inderdaad een spannend boek geschreven, maar is dat geen knieval voor het amusement van de commerciële cultuurindustrie, die juist in de ‘Dialectiek van de Verlichting’ zo scherp bekritiseerd wordt?

Mittelmeier lacht. ‘Dat heeft de uitgever dan vriendelijk gezegd. Dat is inderdaad een ambivalentie, iets waar Adorno later nader op gereflecteerd heeft, toen Hans Magnus Enzensberger zich afvroeg of je wel bij de radio mocht werken: natuurlijk mocht dat! Ikzelf heb ook voor uitgevers gewerkt, dus ja, ik weet hoe je een boek moet verpakken om er zo veel mogelijk lezers voor te vinden. Maar als we filosofie belangrijk vinden en ook mensen willen uitnodigen die naast een inspannend beroep niet automatisch naar een boek als de ‘Dialectiek van de Verlichting’ zullen grijpen, dan moet je het soms lichtvoetig en spannend vertellen.’

‘Daarbij: het is heel interessant om die analyse van de toenmalige maatschappij en het fascisme naar de tegenwoordige tijd te vertalen, je ziet dan een aantal overeenkomsten met onze tijd, dat is pas echt spannend. Antisemitisme, populisme, dat we nog steeds denken dat we de uitbuiting van mensen kunnen afschaffen door de natuur nog verder uit buiten, vivisectie, blind vooruitgangsoptimisme, dat vijf monopolies onze communicatie in handen hebben, waardoor de geweldige emancipatorische en democratische mogelijkheden van de sociale media in hun tegendeel omslaan…. Dat perspectief probeer ik te openen, van kijk: dit is belangrijk!’


Wie is Martin Mittelmeier?

Martin Mittelmeier (1971) studeerde literatuurwetenschappen in München en Berlijn en werkte jarenlang als redacteur bij een uitgeverij. In 2014 begon hij voor zichzelf als lector en schrijver; daarnaast geeft hij aan de universiteit van Keulen schrijfcursussen en colleges over Kant bij de masteropleiding Creatief schrijven. Eerder schreef hij over Dada en het ongeschreven werk waarvoor auteurs als Goethe en Flaubert plannen hadden, maar waarvan het nooit gekomen is. Trouw-recensente Sophie Messeman voorzag de Nederlandse vertaling van Mittelmeiers vorige boek, Adorno in Napels, twee jaar geleden van vier sterren.


EEN GEREDIGEERDE VERSIE VAN DIT INTERVIEW VERSCHEEN OP 10 JANUARI 2023 IN

logo Trouw


Lees ook Sofie Messemans recensie van ‘Vrijheid en duisternis’.