Sprankelend maar onzichtbaar

Interview met Jutta Chorus, schrijfster van Alma’s dochters. Een verborgen familiegeschiedenis. Pluim, 336 blz.


Jutta Chorus schrijft over vijf vrouwen die in de schaduw van hun mannen stonden. ‘Ze hadden het doorzettingsvermogen om er iets van te maken.’ 

Ja, hoe gaat zoiets? Je bent onderzoeksjournaliste en een goede vriendin van je schoonfamilie, cineaste Lili Veenman, wil eens met je praten over een biografie van haar ongewoon vooruitstrevende overgrootvader, Anton Berkhout, een van de oprichters van de Landbouwhogeschool in Wageningen. Maar als Lili over Anton begint te vertellen, gaat het binnen vijf minuten over de vrouw die hij adoreerde: Alma Bimmerman. En als Lili dan ook nog een verschoten Air France-koffertje tevoorschijn haalt, met daarin allerlei foto’s, dag- en brievenboeken en knipsels van en over Alma en haar (achterklein)dochters, dan ebt Chorus’ interesse voor Anton weg en zit ze, zoals ze dat zo mooi zegt, opeens ‘in de omhelzing met 1853’, Alma’s geboortejaar.

Wat sprak u zo aan in Alma?

‘Het avontuurlijke, het brutale. Ze was 18 en kwam in haar eentje uit Duitsland naar Nederland om geld te verdienen. En vervolgens zette ze ook nog eens de stap om alleen naar Nederlands-Indië te gaan, waar ze tegen de wil van haar vader zou trouwen met de man op wie ze verliefd was. Maar toen ze aankwam, bleek dat die vlak daarvoor was overleden. Ik vond het heel stoer dat ze desondanks besloot te blijven’.

Alleenstaande Alma ging aan het werk als gouvernante en onderwijzeres aan het hof van de sultan van Yogyakarta, totdat bosbouwer Anton Berkhout als een blok voor haar viel en haar ten huwelijk vroeg. Waarna ze niet alleen vier kinderen kreeg, maar vanuit haar opkamer onder het pseudoniem ‘Nji-Sri’ ook een behoorlijk succesvol schrijfster werd, met eigen revenuen. ‘Die ruimte kreeg ze van Anton. En toch, in een mannenwereld zijn aardige en leuke mannen als hij eraan gewend dat hun carrière voorgaat. Zelfs nu nog.’

Wat dat betreft hadden haar dochter en kleindochters het een stuk slechter getroffen.

‘Het valt inderdaad op dat alle vijf de vrouwen uit deze familiegeschiedenis hun talenten ondergeschikt hebben gemaakt aan die van hun man. Alma’s dochter Elly was bijvoorbeeld de eerste vrouw die in Wageningen afstudeerde, die had ontzettend veel in huis, een prachtige bloem. Als je haar vroege dagboeken leest, zie je dat ze vol grootse plannen zat en ook haar vriendinnen dachten: die Elly gaat het ver brengen. Maar als ze een mooie vaste aanstelling als landbouwingenieur aangeboden krijgt, dan ziet ze ervan af, omdat ze, typisch voor die tijd, vindt dat een mannelijke collega met een gezin voorgaat.’

In plaats daarvan trouwt ze uit deugdzaamheid met planter Ger Brandts Buys en komt ze weer in Nederlands-Indië terecht. Het wordt een vreselijk, deprimerend huwelijk: ‘Toen Elly op Java aankwam, bleek Ger al een ‘voorkind’ te hebben bij een ‘njai’, zijn Javaanse huishoudster, en ook daarna had hij allemaal vriendinnen. Elly offerde zich op in een soort van martelaarschap voor hem en het gezin, waarbij ze houvast zocht bij spreuken van Indiase wijzen, Confucius, Augustinus en heel veel Frederik van Eeden. Misschien was het een reactie op de feministische klatsch van haar moeder Alma – in die zin zijn ze allebei vrouwen van hun tijd.’ Maar in 1917 ziet zelfs Elly er geen gat meer in en besluit ze, zo schrijft ze in haar dagboek, “de afstamming van mijn vader te bewijzen. Z’n ontembare, niet te fnuiken levenslust, die ik tenslotte óók geërfd heb, zal m’n ondergang behoeden.” Ze scheidt van Ger.

Oma Alma was schrijfster en haar kleindochter, Elly’s dochter Sylvia, heeft in de jaren ’50 de Haagse Post groot gemaakt en de Nederlandse journalistiek verregaand vernieuwd, schrijft u. Toch hebben ze geen van beiden een eigen pagina op Wikipedia: wie Sylvia Brandt Buys googelt, komt vreemd genoeg niet veel verder dan haar man, de indertijd fameuze buitenlandcommentator G.B.J. Hiltermann.

‘Toch was het Sylvia die de Nederlandse journalistiek heeft gevormd tot wat die nu is en het is heel bijzonder hoe zij toen als feitelijke hoofdredacteur kunstenaars en schrijvers met een hang naar de werkelijkheid naar de Haagse Post trok: Armando, Cherry Duins, Remco Campert.’ Het was Sylvia die alle werk deed: de formele hoofdredacteur, mede-eigenaar en haar geliefde Hiltermann ‘schreef z’n commentaren, maar deed verder niks. Hij kreeg elke woensdag de drukproef aangereikt waar hij even doorheen bladerde, en dan zó in de prullenbak liet vallen. En het erge is: toen hij in halverwege de jaren zestig de HP aan Bonaventura verkocht, werd Sylvia goedkoop afgedankt, omdat haar positie nooit goed was vastgelegd; dat is haar duur komen te staan.’

Waarvoor ze na haar dood grandioos wraak heeft genomen heeft.

‘Jazeker! Door buiten zijn weten hun in Engeland voltrokken huwelijk in Nederland laten valideren, waardoor haar dochter Lili recht had op zijn erfenis; hij was des duivels toen hij dat na haar dood ontdekte. En door Lili te vertellen over zijn Zwitserse bankrekeningen. Sylvia heeft haar altijd gezegd: zorg dat je onafhankelijk bent, zorg voor je eigen geld!’

Dan had Sylvia’s lievelingszus Elly het beter voor elkaar, begreep ik.

‘Haar zus Elly was een van de eerste vrouwen die in het buitenland ging studeren, fotografie in München, en die kon als professioneel model en fotografe inderdaad goed voor zichzelf zorgen. Ze reisde ongelooflijk veel, was heel avontuurlijk en kwam met haar brutale mond overal de grens over. Haar tragiek was dat ze in München verliefd werd op een Joodse tandarts, die in 1936 moest vluchten, terwijl zij zwanger was. Ze heeft abortus gepleegd, vreselijk verdrietig, en heeft daarna nooit meer kinderen kunnen krijgen. Later is ze in Belgrado met een Italiaan getrouwd, een overtuigd fascist nog wel. Maar dat was meer om zijn zwier dan om zijn ideologie, hoorde ik van Lili.’

Waarmee we bij Alma’s achterkleindochter komen, Lili Veenman, die bekender is onder de naam van haar man, Fons Rademakers, regisseur van films als ‘Max Havelaar’ en Oscar-winnaar ‘De aanslag’. Ook zij was een pionier, ze vormde een hecht artistiek duo met haar man, maar schopte het op de titelrol lange tijd nooit verder dan regieassistent.

‘Lili was de eerste vrouw die een filmopleiding kreeg in het buitenland, in Frankrijk en Italië, in Nederland was toen nog geen filmschool. Zij was eigenlijk veel beter opgeleid dan haar man: zij introduceerde hier de storyboards, ze maakte voor al zijn films een soort stripboeken met camerastanden. En als vrouw van de regisseur bestierde zij de set; iedereen was bang voor haar, vertelde hun zoon me. Ook bij haar valt op hoe vanzelfsprekend ze haar talent ondergeschikt maakte aan dat van hem. Maar ze zei me ook: “Het was nooit rotzooi, maar ik had het zelf anders gedaan.” Pas op haar vijftigste, toen Hugo Claus tegen haar zei: “Je denkt zeker dat je het eeuwige leven hebt”, besloot ze zelf een film te maken: ‘Menuet’, naar de roman van Louis Paul Boon, over een driehoeksverhouding tussen een arbeider, zijn vrouw en een dienstmeisje. Fons was trots op haar, herinnerde zoon Fons jr. zich, die gunde net als overgrootvader Anton zijn vrouw haar eigen ruimte.’

Even terug naar Hiltermann: het was al bekend dat hij minder mooie kanten had, Mariëtte Wolf schreef in haar proefschrift over de geschiedenis van de Telegraaf dat zijn rol daar tijdens de bezetting aanmerkelijk minder gewetensvol was dan hij altijd heeft doen voorkomen. Uit uw boek blijkt nu niet alleen dat hij bij de HP ten koste van Sylvia steeds met de eer streek en haar voortdurend kleineerde, maar ook dat hij er nog een tweede gezin op nahield met Sylvia’s halfzus. En in uw laatste gesprek met de nu 92-jarige Lili vertelde ze u opeens een geheim dat ze zelfs nooit met haar man gedeeld heeft, namelijk dat ze als schoolmeisje regelmatig naar bed ging met Hiltermann, de vriend van haar moeder – zij was 15, hij 31 toen dat begon.

‘Dat overviel me, ik had dat totaal niet verwacht. Natuurlijk heb ik het geverifieerd, er waren ook anderen die gezien hebben dat hij achter haar aan liep. Ze was toen minderjarig, maar ze wil niet als slachtoffer gezien worden. Ze heeft zich erover heen gezet en het heel poëtisch gesublimeerd in haar film ‘Menuet’. Het is voor haar spannend dat dit boek nu uitkomt, maar ze staat er resoluut achter. Ze zei, en dat vond ik zo mooi, dat ze het laf zou vinden tegenover haar voormoeders als ze dit niet zou vertellen. Ze zei: “Alles staat in die dagboeken, agenda’s en brieven, hun leven is binnenstebuiten gekeerd en dan zou ik zoiets voor me houden?”’

Het moet de verhouding met haar moeder Sylvia indertijd een flinke knauw hebben gegeven.

‘Ze hebben het bijgelegd en Sylvia heeft ervoor gezorgd dat ze dicht bij haar dochter bleef en dat ze hun verhouding, de belangrijkste in haar leven, goed hield, ze waren heel close. Dat die mannen zo waren, dat is voor mij maar bijzaak. Het belangrijkste zijn deze vijf vrouwen, die de veerkracht en het doorzettingsvermogen hadden om er toch iets van te maken en die met hun sprankelende creativiteit hebben bijgedragen aan onze cultuur. Ik zou het jammer vinden als alle aandacht nu zou uitgaan naar een man wiens naam veel mensen vandaag de dag waarschijnlijk niets meer zegt. Het gaat mij om hoe de vijf vrouwen die toevallig uit dit koffertje omhoog zijn gekomen, het hebben overleefd. Hun verhaal is een hap uit de appel, een pars pro toto voor alle andere bijzondere, gewone vrouwen uit die tijd.’

‘Bovendien: het waren niet alleen hun mannen, ook de overheid speelde een rol met wetgeving die vrouwen achter het aanrecht zette. Dat je de handtekening van je man nodig had als je een stofzuiger wilde kopen. Dat het inkomen dat een getrouwde vrouw het gezin inbracht, extra zwaar belast werd. Dat je geen eigen naam had, hooguit die van je vader. Allemaal belemmeringen waarvan mijn moeder de nadagen nog heeft meegemaakt en waartegen zij zich verzet heeft vanuit haar katholieke vrouwendispuut, opgericht door de latere minister Marga Klompé. Begin dit jaar is ze overleden, maar ze heeft nog wel de eerste hoofdstukken van het manuscript kunnen lezen. Ze is altijd een motor voor me geweest en ik vond het heerlijk om dit voor haar terug te kunnen doen, als monument voor al haar vaak onzichtbare werk.’


Wie is Jutta Chorus?

Jutta Chorus (1967) is onderzoekjournaliste en gaf als docente journalistiek les aan de Fontys Hogeschool in Tilburg. Sinds 1993 schrijft ze regelmatig voor NRC. Ze begon haar journalistieke loopbaan bij HP/De Tijd, waar ze al over verborgen vrouwen schreef, in dit geval de minnaressen van Godfried Bomans.

Chorus beschrijft van dichtbij prominente maatschappelijke figuren. Met Menno de Galan volgde ze Pim Fortuyn tijdens zijn politieke campagne en kreeg daarvoor in 2003 de Prijs voor de Dagbladjournalistiek. In 2013 verscheen haar ‘Beatrix. Dwars door alle weerstand heen’; op dit moment werkt ze aan een boek over prins Claus.

Ze is getrouwd met Bas Blokker, de huidige NRC-correspondent in de Verenigde Staten. Tijdens dit interview kwam hij even binnenwippen over hun nog vloeibare agenda van de rest van de dag. Hij nam afscheid van haar met de woorden: ‘Ga jij gewoon je eigen ding doen’. Zo werkt dat dus in de praktijk, een eigen ruimte voor vrouwen.


EEN GEREDIGEERDE VERSIE VAN DIT INTERVIEW VERSCHEEN OP 10 DECEMBER 2022 IN

logo Trouw