Oude koffer, verdwenen adel

Recensie van Pauline Terreehorst, HET GEHEIM VAN DE GUCCI-KOFFER. HOE DE ADEL VERDWEEN UIT MIDDEN-EUROPA VERDWEEN. Prometheus, 294 blz.


Kaft Terreehorst

Natuurlijk, vlak Parijs niet uit. Of Sint-Peterburg. Maar dik honderd jaar geleden lag het centrum van Europa ook echt in het centrum van Europa. In het Pruisische Berlijn en het Wenen van de Oostenrijkse keizers, die door slim te trouwen sinds 1867 ook nog eens koning van Hongarije waren. Waar het wemelde van de vorstendommen met prinsessen, graven, hertoginnen en andere (oeroude) adel, die natuurlijk bijna allemaal dol waren op bals en jagen en in een middeleeuwse slot woonden.

Die glorie is twee wereldoorlogen later wel vergaan: veel van die sprookjeskastelen zijn noodgedwongen omgetoverd tot museum, luxe hotel, jeugdherberg of bosbouwschool. Ook het kostbare huisraad en kunstbezit van ooit is vaak weg: ingepikt door de nazi’s, geplunderd door de Russen of ‘als souvenir’ meegenomen de Amerikanen. Of het is zoek geraakt omdat mevrouw de gravin het zelf al verpatst had, nadat haar eens zo onmetelijke familiefortuin was weggesmolten in de grote crisis van de jaren ’30. Terwijl ze de liefdadigheid waartoe haar stand en haar geloof haar verplichtten, toch ergens van moest betalen. Of omdat ze wilde voorkomen dat ze haar prachtige spulletjes en gotische meubels cadeau zou moeten doen aan nazi-kopstuk en onverzadigbare kunstverzamelaar Hermann Göring.

Zo kon het gebeuren dat Pauline Terreehorst (1952), voormalig Volkskrant-journalist en directeur van het Centraal Museum Utrecht, in 2004 op een Amsterdamse veiling een oude, geheimzinnige Gucci-koffer koopt met daarin wat kleren en ansichtkaartenalbums. Waarvan ze nu, zestien jaar later, het wie en wat heeft achterhaald, met het enerverende levensverhaal van de ooit schathemeltjerijke gravin Margarethe (Margit) Szapáry, geboren Henckel von Donnersmarck (1871-1943). Een verhaal dat ook vertelt van de ondergang van de Oostenrijkse en Silezische adel.

Maar het begint als een gewoon sprookje. Margits familie heeft als moderne aristocratie stuitend goed geboerd in de mijnbouw en hoogovens. En als ze dan in 1900 (voor een vrouw van haar stand verdacht laat) trouwt met de zeer oudadellijke, maar armlastige Hongaar Szapáry, is er al gauw een romantische bestemming gevonden voor haar geld: de herbouw en smaakvolle inrichting van Finstergrün, een nieuwe, ‘middeleeuwse’ burcht in de bergen ten zuiden van Salzburg.

De kasteelvrouwe heeft het er maar druk mee, helemaal als ze in 1904 plotsklaps weduwe wordt en zich lokaal zeer geliefd gaat maken als weldoenster. Zo laat ze een school bouwen (met centrale verwarming en een gymnastiekzaal!) en organiseert ze tijdens de Eerste Wereldoorlog heel kordaat de opvang en verzorging van gewonde en invalide soldaten. Ook zit ze met haar neus vooraan in de oerconservatieve Katholische Frauen Organisation, iets waar Terreehorst opvallend slecht over uit kan.

Ja, en dan Margit en het nazisme. Was ze een verzetsheldin omdat ze als ongeveer de enige in haar omgeving de Hitlergroet weigerde te brengen en zich tegen de Anschluss uitsprak? Omdat ze niet thuis gaf voor haar voormalige buurman Hermann Göring, een narcistische plurk boven wie ze zich altijd ver verheven moet hebben gevoeld? Maar nee, over haar democratische gezindheid hoeven we volgens Terreehorst geen illusies te hebben: mevrouw de gravin geloofde in een autoritaire standenmaatschappij, waarin de katholieke kerk een hoop en vrouwen bar weinig te zeggen hadden. Tenzij ze van adel waren en van wanten wisten. Oude koffer, prachtverhaal. Dus als u het uit heeft, toch maar eens kijken u nog zoal op zolder heeft staan?


EEN GEREDIGEERDE VERSIE VAN DEZE RECENSIE VERSCHEEN OP 12 DECEMBER 2020 IN 

logo Trouw