Kathedralenbouwers

Recensie van Georges Duby, De kathedralenbouwers. Kunst en samenleving 980 – 1420. Uit het Frans vertaald door Ger Groot. Noordbroek, 448 blz.

Vier sterren


De schrijver

Georges Duby (1919-1996) was een vooraanstaand Frans historicus en intellectueel, onder meer als zesentwintigste voorzitter van de Académie Française. Hij was ruim twintig jaar hoogleraar aan het prestigieuze Collège de France, met als specialisme de sociale geschiedenis van de middeleeuwen. Daarbij had hij veel oog voor de rol van de boeren daarin. Ook in Nederland werd hij gewaardeerd, blijkens een eredoctoraat aan de Universiteit van Amsterdam en een lintje als officier in de Orde van Oranje-Nassau. Lees verder

Rijk kijk- en leesboek, ook voor aspirant-cultuurchristenen

Recensie van Jo Claes en Kathy Vincke, ‘Kunst & christendom. 300 taferelen’. Davidsfonds, 392 blz.

Drie sterren


Kaft Claes VinckeDe schrijvers

Jo Claes (1955) is vooral bekend als de schrijver van een serie misdaadverhalen rond de Leuvense inspecteur Thomas Berg; met ‘De mythe van Methusalem’ won Claes in 2015 de Gouden Strop. Maar hij is ook goed thuis in de Bijbel en de apocriefe geschriften. Zo schreef hij samen met echtgenote Kathy Vincke en oom Alfons Claes het drieluik ‘Sanctus’, ‘Sancti’ en ‘Sanctorum’, over de levens van een flinke verzameling heiligen en waar u die dan aan herkent als ze afgebeeld worden. Lees verder

De oeroude kennis van kabbala

Interview met Mirjam Knotter, conservator bij het Joods Historisch Museum en samensteller van de tentoonstelling ‘Kabbala’


KABBALA | Een net geopende tentoonstelling licht de sluiers op rond kabbala, de joodse mystiek. Wat is kabbala eigenlijk en hoe zit het met die geheimzinnigheid die er zo lang omheen heeft gehangen?

Kaft KabbalaToen de nieuwe directeur van het Joods Historisch Museum in Amsterdam, Emile Schrijver, vier jaar geleden conservator Mirjam Knotter vroeg waarover zij nou eens een grote knaltentoonstelling zou willen organiseren, wist ze het meteen: kabbala. Het was de kunsthistorica namelijk opgevallen dat kabbala (met de klemtoon op de laatste a, dus kabbalá) steeds meer belangrijke beeldende, joodse en niet-joodse, kunstenaars wist te inspireren, onder wie Barnett Newman, R.B. Kitaj en Anselm Kiefer.

Ook in de populaire cultuur is kabbala reuzehip sinds Madonna, David en Victoria Beckham en Britney Spears rode polsbandjes gingen dragen om kwade krachten af te weren. En zong David Bowie trouwens niet al in 1976 in ‘Station to Station’ over ‘kether’ en ‘malkuth’, twee elementen uit de kabbalistische levensboom? Een foto waarop Bowie zo’n ‘ets chaim’ zit te tekenen, prijkt dan ook prominent op het affiche en het boek bij de tentoonstelling. Lees verder

De valkuilen van de familiekroniek

Recensie van Maria Stepanova, Voorbij het geheugen. Een familiegeschiedenis. Uit het Russisch vertaald door Jan Robert Braat. 400 blz.


Kaft StepanovaDichteres Maria Stepanova (1972) is tien als ze voor de eerste keer besluit dit boek nog niet te schrijven, maar wel begint ze dan op enveloppen en systeemkaartjes de flarden van haar Joods-Russische familiegeschiedenis neer te krabbelen. Compleet zal haar verhaal helaas nooit worden, want het aantal mensen dat haar kan vertellen hoe het geweest was, slinkt of heeft daar, zoals haar ouders, steeds minder behoefte aan; haar vader verbiedt haar zelfs uit zijn brieven te citeren.

En dan niet, zoals u wellicht denkt, omdat zijn belevenissen of herinneringen te gruwelijk voor woorden zijn: op een bij Leningrad gesneuvelde achteroom na heeft haar familie gek genoeg alle verschrikkingen van de twintigste eeuw overleefd, al was het soms kielekiele. Lees verder

Het museum als schuilkelder

Recensie van MARÍA GAINZA, OOGZENUW. Uit het Spaans vertaald door Trijne Vermunt. Uitgeverij Podium, 191 blz.


Kaft GainzaIk beken: ik wantrouw verhalen over kunst. Ze gaan me iets te vaak over hoe fantastisch je het getroffen kunt hebben met je eigen goede smaak. Wat je dan vooral bewijst door anderen af te schilderen als grofbesnaard of, nog erger, als snobs – de Franse socioloog Pierre Bourdieu wijdde er zo’n veertig jaar geleden al een dikke studie aan.

Dus als de Argentijnse kunsthistorica María Gainza (1975) haar debuut ‘Oogzenuw’ opent met een verhaal over hoe een nog jonge en hoogst gevoelige zzp’ster een ‘vlak en gekunsteld glimlachend’ (uiteraard!) Amerikaans stel van middelbare leeftijd rondleidt in de privécollectie van een zelfvoldane vrouw met een messcherpe haviksneus, bittere lijntjes om haar mond en een ivoren sigarettenpijpje, zitten we al meteen midden in de karikaturale contrasten. Lees verder